doorrijden, zoo hoog, dat hunne groote paarsche bloemen nog
wel een voet boven onze hoofden uitsteken, ofschoon wij te
paard zijn gezeten. Na 50 minuten rijdens komen wij aan eene
andere Bijbel-plaats, bet oude Janoah van Jozua X Y I: 6 en 7,
de grensplaats, van waar // de landpale van de kinderen van
efkaim afging naar AtarotK en Naharath.” De vallei, die wij
hier ZO.waarts naar de Jordaan zien afloopen, verklaart ons de
uitdrukking der Schrift //afging” volkomen. Janoah heet in
het Arabisch Janoun. Eusebius en hiebonymus plaatsen het
juist, waar het ligt, 12 Iiom. miilen ten O. van Sichern in het
landschap Äkrabatene. Tegenwoordig is het een ellendig dorp;
maar zijne oude bouwvallen zijn daarentegen om hunne uitge-
strektheid en menigte belangrijk. Nog nimmer heb ik eene van
Israels steden in zulk een toestand ontmoet. Geheele oude
muren van huizen, ja huizen zelven zijn hier aanwezig; maar
bedekt onder heuvels van aarde en puin. De woningen der
tegenwoordige bewoners zijn boven ojj en tusschen de huizen van
het oude Janoah gebouwd. • Janoun vertegenwoordigt een chaos
van oude verwoesting en nieuwe verwaarloozing, welks gelijke
ik nog nergens in Palestina hebben aangetroffen.
Na 40 minuten rijdens bereikten wij Akrabeh, een tamelijk
groot dorp, voor heden het doel onzer reis. Yan Janoun körnende
is het door voorspringende berghellingen verborgen, tot
dat men op een kwartier afstands is genaderd. Alsdan ziet men
het liggen tegen de N.zijde der breede en met olijfboomen wel
beplante vallei JPLakhfourieh, eene ligging in het boek j u d i t h
Y I I : 18 aldus opgegeven: //Kkrehet aan de beek MomurT Äkra-
beh lag als het oude Äkrabatene, de hoofdstad van de heerlijk-
heid van dien naam, ook niet alleen. Aan de overzijde der
vallei, in het ZW. ziet men de ruinen Ke fit of Kifl enJourisj,
en eindelijk nog eenen bouwval Krfa'i genoemd, mede tegen-
over Akrabeh, doch meer Z.waarts, nabij de Moslemsehe weli
Abou-Charib.
Akrabeh behoort tot die plaatsen, waar zelden of nooit een
reiziger voorbijkomt. Behalve s c h u l t z en b a k t h heb ik van
geen anderen gehoord, die er in deze laatste jaren zijn längs
gekomen. Dat de Moslemsche bewoners ons dus met verwon-
dering aan keken, laat zieh wel begrijpen. Sjech d a o u d was
er echter zoo veel te beter bekend, en dit verschaffe ons ter-
stond een vriendelijk onthaal. Wij reden het dorp door, de
overblijfselen van eenen grooten ouden, maar nu droogen en
half ingestorten vijver voorbij, en sloegen de tent op in eene
hellende grasvalkte, digt bij de ruine van het kasteel, dat eer-
tijds de stad van zijn hooger gelegen plateau verdedigde.
Hier dan vind ik mijne rustplaats voor den Zondag; (morgen).
Word ik door geen onverwachte tegenspoeden verhinderd,
dan is mijn voornemen, maandag ochlend voor dag en dauw
naar de Ghor af te gaan. Bij mijne terugkomst zal ik u verder
schrijven.
Sichern. 12 Mei.
Hoe! nu weder te Sichern? — Ja mijn vriend! nog eens te
Si'chem, het is wel nolens volens; maar ik twijfel daarom niet,
of alles wordt door eene magtige Hand juist zoo bestuurd als
het wezen moet.
De zondag te Akrabeh ging stil voorbij; doch met dat al
was het een der zwaarste dagen, die ik nog op de geheele reis
heb ondervonden.
Met het aanbreken van den dag zag ik de lucht dik van dien
aschkleurigen nevel, welke door de sirocco wordt veroorzaakt,
en de benaauwde hitte aanbrengt, waarvan ik u reeds meermalen
heb gesproken. Het duurde niet lang, of het werd in mijne
tent ondragelijk. Daarbuiten in de verschroeijende zonnestralen
was het niet beter. Er was iets zwaars, iets verstikkends in
de lucht, dat de ademhaling moeijelijk maakte en alle levenskracht
scheen uit te dooven. ’k Weet dit gevoel met niets te
vergelijken, wat wij ooit in onze noordelijke gewesten ondervin-
den. Naar de schaduw van eenen olijftuin, iets hooger op den
berg gelegen, nam ik de vlugt; maar ook daar kon ik slechts
de zonnehitte, niet de verstikkende sirocco ontwijken. Ik zat
onder eenen boom; doch zeeg in elkander. De beste positie,
die ik mij verschaffen kon, was, mij voor over neder te leggen
op den pas omploegden grond. Daar lag ik een groot gedeelte
van den dag, hijgende naar lucht en toch de lucht niet vin-
dende, die mijne longen uoodig hadden. Een dag was het van
lijden, waarlijk groot; want de sirocco heeft behalve anderebe-
zwarende uitwerkselen ook nog dezen invloed, dat de geest er
met eene onbeschrijfelijke afmatting door wordt gekweld. Het