brief, welligt den laatsten dien ik u van het Oosten toezend;
want de stoomboot, die de eerstvolgende mail van Beyrout me-
deneemt zal, hoop ik, mij onder hare passagiers teilen; hetgeen
ik nog in een volgenden brief zal hebben med te deelen, kan
dan met dezelfde gelegenbeid aan u worden afgezonden. Vaar-
wel; als altijd
Akoura 12 Junij.
Sedert ik Damascus verliet, heb ik, mijn waardste vriend!
geen enkelen dag gelegenheid gehad om aan u te schrijven. De
afstanden, die ik had af te leggen, waren telkens zoo groot,
dat ik eerst laat mijne tent kon opslaan, en dan was ik te
vermoeid om, na het bijmaken mijner aanteekemngen, een
letter meer te schrijven. Met mijn journaal voor mij geef ik
n thans eene schets van mijne laatste iogten, terwijl ik , heden
vroegtijdig mijnen marsch geeindigd hebbende, eenen rüstigen
avond voor mij heb.
Van het hotel van a n d r e en van Damascus nam ik maan-
dag den 7. s’morgens vroeg afscheid. Komt gij ooit dezen
kant uit, en zijn de hotels in Damascus dan nog niet ver-
meerderd, zoodat gij keuze hebt, dan beveel ik u bij a n d r e
groote omzigtigheid aan. Meer wil ik niet zeggen: gij begrijpt
mij genoeg. Ik was, toen ik de stad verliet, nog niet geheel
van de krankheid hersteld, waaraan ik ten gevolge van de
menigvuldige en plotselinge verkwikkingen van Damascus had
geleden. Gelukkig heeft de hooge berglucht van den Libanon
mij weder verlevendigd; maar ik kan toch niet ontkennen, dat
ik dagelijks meer de noodzakelijkheid gevoel, om de buitenge-
woon lang volgehouden en afmattende reistogten te eindigen.
Welnu, nog drie of vier dagen en ik hnop Beyrout tebereiken.
De reis ging eerst van Damascus naar Baalbek. Dit is een
togt van twee dagen, ieder van 9 ä 10 uren reizeus. Gewoon-
lijk kampeert men den nacht over in of bij het dorp Zebedani,
dat ongeveer halfweg is gelegen. Het is een aanzienlijk vlek,
nabij de fontein der Barada-nviev en omringd door vruchte-
tuinen zoo fraai en liefelijk als het oog slechts kan begeeren.
Mijne tent stond er aan de NW.zijde van het dorp, aan den
kaut der Barada-beek. Zebedani is hoog gelegen aan het eiude
van een grazige bergvlakte van wel drie uren lengte. Hoogere
bergruggen sluiten deze vlakte links en regts in, en vooral aan
de oostzijde, waar ik de sneeuw nog op vele plaatsen zag lig-
gen. De Barada stroomt het plein in zijne lengte door, en
buigt zieh dan tusschen eene rotsige engte naar een dieper gelegen
dal, waar hare boomrijke' oevers eene wonderlijke tegen-
stelling vormen met de kale witte kalkrotsen, die den vloed in
hunnen schoot houden besloten. De weg van Damascus naar
Zebedani wordt door de Barada met hare dorpen en boomgaar-
den schilderachtig afgewisseld. Twee pittoreske bruggen, een
trotsche waterval en nog menig ander schilderachtig punt längs
mijn pad deden het mij spijten er zoo zeer voorbij te moeten
haasten. Aan eene dezer bruggen, de eerste die men ontmoet
van Damascus komende, hield ik mij evenwel een uur of anderhalf
op, om eene schets te nemen van den door NAäMAN
met regt zoo hoog geroemden stroom 1).
Van Zebedani kan m^n längs meer dan eenen weg Baalbek
bereiken. Die over Sergaja, een aanzienlijk dorp in eene der
valleijen van den Anti-libanon gelegen, was mij om zijne sehil-
derachtige gezigten bijzonder aangeraden, en ik heb mij over
de keuze geenszins berouwd. Sergaja ligt bijna 2 | uur ten
NNO. van Zebedani, omringd door akkers, weilanden en vrucht-
tuinen, aan eenen helder vlietenden bergstroom. Ten N. van
het dorp gaat het pad tegen de hoogten op van de trotsche
en schilderachtige wadi-Sergaja, die met vele bogten en kron-
kelingen afloopt naar de Coelo-Syrische vlakte. Ik volgde echter
het hed der wadi niet, maar trok de hoogten over ten N.
van daar en bleef alzoo nog eene poos over de westelijke heu-
velhellingen van den Anti-libanon voortreizen. De afdaling, of-
schoon nu en dan door tusschenliggende hoogten afgebroken,
gaat nogtans gestadig voort. Drie of vier dorpen ontmoet men
aan den weg. Daaronder is er een, Bretenni genoemd, dat ge-
bouwd is op de plek van de eeh of andere aloude stad. Men
ziet hier de rotsen tot huizen en woningen uitgehouwen, als
ware de plaats weleer onder, meer dan boven den grond bewoond
1) 2 Kon. V : 12. — Een belangrijk artikel over de Itivieren van Damascus
door den Zendeling J. l . p o r t e r is onlangs in het licht versehenen in Kino’s
Journal of Sacred Literature n°. 8 en 9 Julij—October 1853.