JSTOG EEN TOGT NAAB DE GHOE EN OVEE DE
JOEDAAN. VAN BEISAN NAAE NAZAEETH
EN HET MEEE VAN TIBEEIAS.
Beisein (Beth-sean) 16 Mei.
Waar de Vriend!
Ik liet, weinige dagen geleden, mijn laatsten brief aan u
achter in de handen van a u w d i , den Protestantschen vriend te
Nablous, die mij beloofde, hem met den eersten voorbijtrekken-
den reiziger naar Jernzalem op te zenden. In de verwachting,
dat gij dien brief ten behoorlijken tijd ontvangen hebt, ga ik
voort met het verhaal mijner reistogten.
Het eerste wat ik deed, zoodra de tent was opgeslagen (te
Nablous namelijk) was, mij naar den Metzellim te begeven, om
eenen nieuwen gids te yerzoeken, Maar ziet, wien moest ik aan
de poort ontmoeten? Dr, e l j s m i t h , die nog geen uur geleden
hier met zijn Amerikaansehen reisgenoot was aangekomen!
Dat er veel te vragen en veel mee te deelen viel, sedert wij
elkander te Jerusalem hadden ontmoet, laat zieh begrijpen: en
wat mij niet weinig verwendende, was dat ook deze reizigers in
de streken van Äkrabeh, JouHs en Bßu/m&h hadden gereisd,
waar zij mij als het wäre op de hieleji waren gevolgd? Nog-
tans was hunne reisroute geheel anders dan de mij ne geweest,
daar zij, van Jernzalem körnende, NO.waarts op den koers ge-
nomen hadden, terwijl mijne togten, van Nablous uit naar het
gebergte van Akrabeh en naar de Ghor, zieh in eene geheel andere
rigting hadden uitgestrekt,
— En waar gaan uwe togten nu verder heen ? — vroeg mij
Dr. SMITH.
— Wel, ik ben juist op weg naar den Gouverneur, om eenen
gids te vragen naar de N.oostelijkste deelen van zijn gebied,
een gids met wien ik verder trachten wil de ruinen van Bella
te gaan opzoeken aan gene zij de der Jordaan. En gijlieden,
waarheen gaat gij?
— Ons voornemen is insgelijks om eene excursie te beproe-
ven naar het Oost-Jordaansche in de buurt van Beisan, juist
de streek, waar Bella moet gelegen hebben. Jabes is nog ou-
bekend, en Dr. r o b i n s o n heeft grooten lust om het optegaan
sporen. Wht dunkt u,. zouden wij onze togten niet kunnen
combineren? Gij weet, aan gene zij de van de Jordaan zijn wij
als het wäre in s vijands land, midden onder de Bedouinen, die
geen metzellim- of pasja-gezag erkennen. Mij dunkt, het zou
onze veiligheid vermeerderen, als wij gezamenlijk derwaarts gingen.
Hoe grooter reisgezelschap, hoe minder gevaar van uit-
plundering. En bovendien gij reist met eenen firman, waarop
de Metzellim van Nablous u bescherming moet verleenen zoo
ver hij kan. Gij zult dus een gewapenden gids van hem kunnen
verkrijgen; deze kan tevens voor ons dienstig zijn, en gij
ziet daarentegen uwe kleine karavaan door de toevoegmg van
de onze aanzienlijk versterkt. Wat zegt gij van dit plan?
Het voorstel scheen mij aannemelijk toe niet alleen; maar ik
stelde mij van het gezelschap van twee zulke beroemde reizigers
veel aangenaams en leerrijks voor.
— Ik voor mij, zeer gaarne, hemam ik. Straks zal ik u
nader over de zaak komen spreken. Ik haast mij nu naar den
Metzellim.
De Metzellim echter, gewoon als deze soort van kleine Oos-
tersche despoten is, de zaken op hun gemak af te doen, was
op dit uur niet te spreken. //Hij is in den harem,” heettehet,
en dit beteekent zoo veel als: Zij ne Excellentie wenscht op
dit oogenblik niet gestoord te worden. //Goed,” liet ik ten be-
scheid achter: //zeg aan den Metzellim, dat ik weder wensch
te komen, en zulks nog heden avond, dewijl de zaak waarover
ik hem heb te spreken haast vereischt.”
Om 8 ure kwam een janitsaar mij zeggen, dat de Gouverneur
mij kon ontvangen. Ik was spoedig aan het serai en vond
den ouden heer onder het genot van zijne tsjibouk in zijne
IL 19