waarin de laatsten zieh afstorten, vormen Afka tot een plekje
van zeldzame en indrukwekkende schoonheid. Te Afka bestond
weleer een tempel aan v e n u s gewijd, waar jaarlijks de fraaiste
maagden van Syrie en Phoenicie werden geoflerd. Het water
der rivier was er niet zelden rood geverfd van menschenbloed.
Gelukkig hebben deze gruwelen opgehouden, de tempel ligt
verbrijzeld en van het bloedige Afka is thans niets meer aan-
wezig dan eenige afgestorte muren. Een- armoedig Matawileh-
gehucht heeft den afgodszetel vervangen.
Van Afka voert een uiterst vermoeijend pad naar de boven-
ruggen en door de boven-valleijen van den Djebel-Senin, een
der hoogste libanon-toppen die ruim 8500 voet boven de Zee
verheven is. De kruin van den Senrn-top ligt nog grootendeels
onder de sneeuw en zulks tot geen geringe verkwikking van
de inwoners van Beyrout, die dagelijks met sneeuw van den Senin
worden voorzien om daarmede hunne dranken te verkoelen.
Twee merkwaardige fonteinen worden op den bovenweg van
Afka naar Beyrout gevonden, de fontein van de Nahr-Asal
(de honig-rivier) en die van de Nahr-lebban (de zure melk-rivier).
Beide beken zenden hunne schuimende wateren van de hooge
sneeuwvelden längs de rotsen af naar eene diepe en ijzingwek-
kende geul, waarin zij met waterval op wateTval afstorten, en,
na nog eenigen tijd bruischens en worstelens, onder den naam
van Nahr-Kelb of Honds-rivier, ten N. van Beyrout in Zee
vloeijen. Het pad längs deze beide bronnen voert over eene
natu'urlijke rotsbrug, die een boog vormt. van niet minder dan
163 voet spanning, 70 ä 80 voet boven den stroom. In het
midden is de rotsboog 30 voet dik *).
Een nur voorbij deze rotsbrug hield ik mijne middaghalt
onder de schaduw van eenen willigenboom bij de ruinen van
Fokkrak. Hier was weleer eene stad en bij deze stad stond
een tempel, wiens overblijfselen de Grieksche bouworde vertoo-
nen. T h om so n vond er eenen steen met eene Grieksche in-
scriptie, die hij in het boven aangehaalde reisverhaal heeft mee-
gedeeld.
Van Fokkrah komt men te Musraah en Kleat. Dan gaat
het de rotsen af naar de kloof der Nahr-Kelb. Het haar rijst
te berge bij het gezigt in dezen afgrond. Nogtans men komt
beneden, bewondert er de platanen en eiken längs den kokenden
bergstroom, klimt dan weder aan gene zij de omhoog en
bereikt kort daarna het dorp Feitroun en nog een half uurver-
der het schilderachtig gelegen Ajeltoun.
Ajeltoun was de laatste plaats, waar ik mijne tent opsloeg.
Ik kreeg s’avonds verscheidene bezoekers en onder dezen een
jongeling, die mij in het Eransch kwam aanspreken, met een
accent alsof hij in Parijs in plaats van in den Libanon zijne
opvoeding had genoten. Hij was een paar jaren op het Jezui-
ten-Seminarie geweest in het nabij gelegen dorp Antoura, en
had daar deze vaardigheid in de Eransehe taal verkregen. De ge~
makkelijkheid, waarmede wij elkander konden verstaan, gafmij
gelegenheid om vele vragen te doen en veel te leeren aangaande
alles wat zijn land en dorp en zijne mede-ZiSawo^-bewoners
betrof. Vergeef het mij, mijn vriend, dat ik u van dit avond-
gesprek thans niets meddeel. Bedenk slechts met hoeveel zaken
mijn hoofd vervuld is, in het vooruitzigt van over vier dagen
af te reizen, en ik ben verzekerd dat gij u niet zult venvon-
deren, in dit oogenblik zulke korte aanstippingen van mijne
laatste ondervindingen te vernemen x). Ik dacht, ik zal te Beyrout
nog een paar rüstige dagen overhouden en u nog veel over
den Libanon kunnen melden; maar hoezeer ik mijne uren ook
heb trachten af te meten, ik kom nog veel tijd te kort om al
datgene te verrigten, wat ik wel had gewenscht. ’t l s of dit
eene der onvermijdelijke teleurstellingen is, waarmede ieder rei-
ziger heeft te kampen.
Ik bereikte Beyrout den 15. behouden en wel. De rid van
Ajeltoun naar den mond der Nahr-Kelb had mij nog menig-
maal de schoonheden en natuurrijkdommen van den Libanon
doen bewonderen. De Egyptische, Perzische en Romeinsche
inscriptien in de rotsen bij de brug aan de monding der
Honds-rivier zou ik niet als gewone zaken voorbij gaan, in-
dien ze niet reeds door andere reizigers waren afgeschreven.
Nog ddne rivier heeft men over te steken tusschen de Nahr-
Kelb en de stad, de Nahr-Beyrout namelijk (de Magoras van
1) Wij verheugen ons, dat onze korte mededeelingen over den libanon ruim
worden vergoed door het onlangs uitgekomen werk van Colonel chuhchlll, geti-
teld: Mount Lebanon, a ten years residence from 1842—52, describing the manners,
customs, etc. and historical records etc. London 1853.