doen lästeren, zoo aan den anderen kant strekt niets zoozeer
tot aanbeveling des Evangelies dan het Christelijk element ge-
openbaard in den dagelijkschen handel en wandel van discipe-
len, die zieh in het midden der gewone zamenleving bewegen.
Daarbij is er te Jeruzulem door het thans daar wonende tal-
rijke Europesche personeel groote behoefte aan Europesche
handwerkslieden en dienstboden. Een timmerman, schoenma-
ker, winkelier, boekbinder en vrouwelijke kleedermaakster (voor
het maken van dames-kleederen) zullen te Jeruzulem een goed
bestaan vinden. Uit Duitschland zijn reeds eene menigte hand-
werkers te / truzalem gevestigd. Helaas! echter niet als een
zout onder de menigte; maar om het brood dezes levens, het
brood dat vergaat. Yan de Duitsche kolonisten, (door h i t t e r
aangehaald) die ik in Wadi-Urtas niet heb aangetrofien, heb
ik thans nadere informatien bekomen: deze zijn Christelijke
kolonisten, gedragen zieh opregt en standvastig en vinden in
hunne respectieve werkkringen in Jiruzulem overvloedigen ar-
beid. Wanneer zulke kolonisten echter. uit Israel waren, zou
hun invloed op de Joden waarschijnlijk grooter zijn.
Yoorts is er nog een punt, met betrekking tot het Evange-
liewerk in de Heilige Stud, hetwelk ik meen, dat voor verbe-
tering vatbaar is, namelijk de wijze waarop de openbare Gods-
dienst wordt gehouden. Ik vrees in dit punt vele stemmen
tegen mij te hebben; maar daarom mag ik mijne overtuiging
niet terug houden. Naar het gebruik namelijk der Engelsch
Episcopale' Cathedrale kerken, wordt ook te Jeruzalem in
" Christ-Curch (de kerk op Zion) . iederen morgen vroeg de
Liturgie gelezen, en zulks om der proselieten wil, in het He-
breeuwsch. Sommige leden der Zending, die ik over dit naar
mijn oordeel ondoelmatige stelsel van gebeds-opzegging sprak,
hebben mij geantwoord, dat de Joden, aan eene Godsdienst
gewoon, die meest in vormen en de opzegging van gebeden be-
staat, door de analogie van deze dagelijksche gebeden-diensten
met hunne eigene vormelijkheid, te eerder tot het Christendom
zouden worden gewonnen. De Jood, zoo heet het, opgevoed en
groot geworden in vormen, heeft, als hij tot het Christendom
overgaat, iets vormelijks noodig om zijne natuurlijke geneigd-
heden te gemoet te komen. Ik geef gaarne toe, dat hij iets
vormelijks noodig heeft — en wie heeft het niet? —; maar de
dagelijksche vroege ochtend gebedendiensten in Christ Church
bepalen zieh niet tot een bloot i e t s . Integendeel, ik moet
geheel instemmen met) hetgeen mij een ander lid der Zending
opmerkte : // hoeveel beter zou het zijn, indien wij in plaats
van de dagelijksche herhaling van eenen gebeden-kring, in de
daarvoor bestemde uren het Evangelie predikten. De formulier-
gebeden, hoe goed ook op zichzelven, brengen door te menig-
vuldige herhaling eene apathie teweeg, die schadelij k is voor het
levend Christendom. Mij dunkt, ik zou minder neêrgebogen
zijn door het weinige onzer goede uitkomsten, indien ik de overtuiging
bezat, dat wij dagelijks het zaad des Woords uitstrooi-
den en nat maakten, zoowel onder de proselieten als onder de
onbekeerde Joden; doch zoolang als wij het Woordniet zaaijen,
hebben wij ook geene zekerheid van vrucht te zullen oogsten.”
Wat mijn onafhankelijk gevoelen betreft, zoo meen ik, dat de
Jood, die eenmaal overtuigd is, dat zijne vorm-Godsdienst hem
niet voor God kan regtvaardigen, maar dat integendeel het
Evangelie van j e z u s c h r i s t u s hem volkomen vrij maakt van
de slavernij der vormen, waarin hij vroeger te vergeefs de ver-
geving zijner zonden heeft gezöcht, zoo van harte de vormen
moede moet zijn, dat eene gedeeltelijke substitutie derzelve in
de gedaante van eene dagelijksche liturgie-dienst hem eerder
onaangenaam dan welkom zij. Ik verheug mij daarom, dat
ook het Duitsch-Evangelische element in Jeruzalem meer en
meer begint door te dringen, hetwelk met dat der Engelsche
Episcopale kerk in éénheid en liefde zamenwerkende, de over-
vormelijkheid compenseert, waartoe de uitsluitende invloed dier
kerk anders zou kunnen leiden; ter wij 1 wederkeerig de Episcopale
vormen een middel zijn om de vrijere Evangelie-ontwilcke-
ling der Niet-Episcopale Christenen voor demokratische orde-
loosheid te bewaren. De leden van het Londensche Genoot-
schap, die hierin met mij van gevoelen verschillen, houden
mij deze vrijmoedige opmerking ten goede, terwijl ik hun ver-
zeker, met de levendigste belangstelling in hunnen arbeid be-
zield te zijn en niets vuriger dan de rijkste vruchten op hun
hoogst moeijelijk werk te begeeren.
Ik weet, mijn vriend ! gij stelt groot belang in scholen. Het
zal u daarom aangenaam zijn in de.rapporten van het Genoot-
schap te lezen, hoezeer de bisschoppelijke school (Diocesan
school) vooruit gaat, en hoe veel zegen er ook op de particulière
school rust van Miss c o o p e r en hare waardige helpster