dingen 111 Gods Woord vermeld realiteit worden ! Het bewijst
mij, dat wij, veel meer dan wij ons zelven bewust zijn, de
personen en voorvallen uit den Bijbel voor iets denkbeeldigs,
iets fantastisch houden, menschen en zaken boven onze bevat-
ting en anders georganiseerd dan wij. Neen, menschen //van
gelijke beweging als wij,” waren het, met dezelfde zondige na-
tuur te strijden hebbende, die dezelfde verzoeking hadden te
wederstaan, denzelfden last te dragen — maar die ook denzelf-
den almagtigen God tot u O Bedder en Yerlosser hadden. Daarom
dan, gelijk a b e a h a m geloofde, geloofde dat //God magtig was,
zijnen zoon ook uit de dooden te verwekken” zoo versterke a b e a -
h a m ’s weg ons geloof, en doe ons aan de // wolk der getuigen
denken, waardoor wij zijn omringd, om, ziende op je z u s den
©versten Leidsman en voleinder des geloofs, met meer lijdzaam-
heid de ons voorgestelde loopbaan te loopen, dan wij tot hiertoe
hebben beoefend.
Had niet e o b in s o n , en na hem w il s o n , den weg van Bethlehem
naar Hebron zoo naauwkeurig topographisch beschreven,
ik zoude u meer bijzonderheden verschuldigd zijn. Bij de vele
andere zaken, die er echter zijn te melden, ga ik de oude loka-
liteiten van Judas steden in dezen omtrek voorbij. In het
I e deel der //Lands of the Bible” bl. 381—389 vindt gij ze
uitvoerig opgegeven. Eene der merkwaardigste ruïnen is er-
Bdmeh, of zoo als de Joden volgens hnnne overlevering be-
weren // a b e a h a m 1 s-huis,’ vergetende dat het a b e a h a m niet
vergund was eene vaste woning in Nanaän te hebben, maar dat
hij in Mamres velden in tenten moest wonen. De groote muur-
stukken, die in dit Bameh gevonden worden beschrijft e o b in s o n
uitvoerig. W o l c o t t heeft dezen ruïnenheuvel nog meer bijzon-
derlijk opgenomen en met uitgestrekte fragmenten van gebou-
wen, bedekt gevonden. De aandacht van velen is op de bouw-
vallen gevestigd geworden; doch de gevoelens loopen er zeer
over uiteen, en het is onbeslist wat van er-Rameh te maken
zij. Tijd en plaats ontbreken mij thans om in eene kritische
verhandeling over dit punt te treden; maar een paar woorden
toch moet ik hier bijvoegen tot staving van mijn gevoelen, dat
w o l c o t t gelijk heeft, als hij er-Bameh nabij Hebron, (opnog
geen uur afstand) voor het Rama van sa m u e l houdt, in weerwil
van al hetgeen de Joden beweren met betrekking tot a b e a h a m ’s
woonplaats, en in weerwil van hen, die wel willen toegeven,
dat a b e a h a m er niet in een steenen huis woonde-, maar die
nogtans zeggen, dat de groote muurstukken, boven bedoeld, tot
eene kerk hebben behoord, die Keizer k o n s t a n t i jn over de-
plaats deed oprigten, die men destijds als Mamre aanwees. Beide-
de hooge oudheid der bouwvallen en de afstand van Machuelo1»
grafspelonk schijnen mij daarmede te strijden.
De moeijelijkheid om het Rama van s a m u e l te bepalen ligt
in eene schijnbare tegenstrijdigheid van 1 Sam. 1 :1 met den
inhoud van 1 Sam. X. In 1 Sam. 1 :1 werdt Ramathaim-
Zofim genoemd (of, gelijk uit vers 19 blijkt, hetzelfde als
Rama) als de stad van et,n a n a den vader van s a m u e l , een
achter achter kleinzoon van z u e »een Efrathiet,” dat is, een
man geboortig uit JEfratha (Bethlehem). De uitdrukking //Ra-
mathaïm-Zofim van het gebergte van Rfra'im' moet dus ver-
staan worden »Rama in het land van z u f , in het gebergte
van Bfrathd'' — niet Bfraïms-gebergte, ten N. van b e n ja m in ’s
erfdeel, een naam waarmede in de H. Schrift het grondgebied
van jo z e f ’s zoon meermalen voorkomt; want dat zou eene
tegenstrijdigheid zijn, daar Bfratha, in ju d a ’s stam, niet te
gelijk kan gezegd worden te liggen in dien van e f r a ïm .
Hiertegen kan men de zwarigheid opperen, of het bedoelde
vers niet welligt deze meening zou hebben : Daar was een man
van Ramathaim-Zofim van het gebergte Bfraim, een afstam-
meling van zekeren z u f , die weleer te JEfrata woonde.
Ik antwoord : neen ! "Want overal elders in de Schrift wordt
de stad, van waar een geslacht hare genealogie begint te rekenen,.
onveranderd genoemd als de familiestad, ofschoon ook volgende
geslachten zieh elders mögen hebben gevestigd. Zoo wordt bv,
onze Heer j e z u s te Bethlehem geboren,, omdat jo z e f en m a r ia ,
van Bethlehem afkomstig,. voor zoover hun geslacht aanging,
(Luk. I I : 4) zieh naar Bethlehem begaven om beschreven te
worden, naar het gebod des, Keizers, dat een ieder zou beschreven
worden » in zijne eigene stad” — en dat niettegen-
staande zij op grooten afstand van daar, te Nazareth in Galilea,
woonden. Ook blijkt uit d a v id ’s omzwervingen en vlugt voor
Sa u l , zoo lang sa m u e l leefde, dat Rama en Bethlehem niet
ver van eidander waren verwijderd.
De vraag is dan, wáár wordt ergens in Juda een Rama gevonden,
hetgeen aan deze voorwaaxde beantwoordt?
E u s e b iu s geeft een Rama op nabij b a c h e l s - Graf] en het