Jordaan-water heeft afgewasschen en een kleedingstuk in de
rivier heeft gedoopt dat naderhand als een doodkleed moet dienen,
bij wijze van paspoort door het vagevuur, verlaat de zamen-
gestroomde menigte de heilige stad; de pelgrimaadje is volbragt,
en Jeruzalem keert tot hären gewonen toestand weder. Nu,
van achteren ingezien, is het mij goed niets van het feest te
hebben bijgewoond. Van het staaltje, dat ik dien avond zag,
toen ik met de c r a w e o r d ’s in de Grafkerk was, kan ik mij
het overige wel zoo wat voorstellen. Ware ik op Goeden
Vrijdag avond daar geweest, ik had welligt een aandeel gehad
in de zweepslagen, die de Turksche wachters er uitdeelen om
de menigte in toom te houden, of in de stooten en trappen,
die er des niettegenstaande plaats vinden, en die voor velen
doodelijk zijn, zoo zelfs, dat men verzekert, dat er in 1834
op Goeden Vrijdag meer dan 300 personen zijn gedood geworden.
Waarschijnlijk zijn u de gruwelen van de vertooning
van het Grieksche vuwr bekend; waarom dan zou ik ü met
deze walgelijkheden ophouden 1 Jaar op jaar vinden in de Grafkerk
nog dezelfde ergerlijke tooneelen plaats i). Veel verändert
er op deze veranderlijke aarde; maar sommige dingen schijnen
zeer lang te blijven stand houden. Ach! de mensch, aan zieh
zelven overgelaten, verkocht onder de zonde, verändert niet, dan
•alleen van kwaad tot erger. Zoo ook op de voorgewende plaats
van j e z u s ’ kruisiging en graf, ’t Was eene wäre uitvinding
des Satans, hier onder 66n dak verscheidene secten bijeen te
brengen, die zieh naar den Heiland der wereld Christenen
noemen, en alzoo het vuur van naijver in hun hart te ont-
steken, wie hunner de quasi heilige plaatsen zou bezitten.
Wat al bloed heeft er om gestroomd, wat smaadheid is er
door de Mohammedanen reeds aan C h r i s t u s om bewezen!
1) In een schrijven van eenen vriend nit Jeruzalem van Junij 1853 komt het
volgende voor: »wederom vond op Goeden Vrijdag het Godslasterlijke hedrog plaats
»van het Grieksche vuar. Ik heb het niet wezen zien in de kerk; maar kwam
» sommige dolzinnigen in de straat tegen, die met bundels ontstoken kaarsen rond-
" liepen, terwijl de vrouwen zieh heijverden , hunne handen en aangezigten met
»de vlam te bewaaijen. Nog een andere dwaasheid vernam ik, die jaarlijksehdoor
»den Latijnschen Patriarch wordt bedreven — de voetwassching van eenige bede-
»laars. Nadat hunne voeten gewasschen zijn, worden zakdoeken in het daartoe
»gebruikte water gedoopt, en als reliquien bewaard. Het overblijvende water wordt
» zorgvuldig in flesschen verzegeld en als medieijnen verkocht aan de rijken. Zoo
»laag vernedert de dnhrel zijne slagtoffers.’’
En wat kan deze twistappel nog veroorzaken? ’t Zijn niet
alleen eenige honderde Grieken en Boomschen, eenige Arme-
nianen en Koptische Christenen, die zieh om het bezit der
heilige plaatsen verslinden; ’t is niet alleen de bedriegelijke
koophandel, die door deze secten onder elkander en met de
Türken om dat bezit wordt gevoerd *) ; maar de strijd dreigt
zieh verder uit te breiden, en lang kan het niet duren of
natiën en koningrijken zullen hunne legers tegen elkander ver-
gaderen, en elkander beoorloogen om zieh het zoogenaamde
graf van j e z u s toe te eigenen2). Treffend verschil voorwaar
tusschen wat het ware graf van j e z u s uitwerkt, gezieu door
het oog des geestes, en wat het valsche graf teweeg brengt,
gezien door het oog des vleesches!
Met mijne wederkomst te Jeruzalem heeft mijne kleine reis-
karavaan eenige verandering ondergaan. Het contract met mijn
muilezeldrijver ten einde zijnde, is hij nommer één die afmar-
cheert. De huurprijzen der paarden en muilezels zijn door
de menigte onlangs aangekomen reizigers van 10 tot 15 piasters
het stuk per dag gestegen. Mijn mukhari was dus wel
te vreden, van zijn contract met mij ontslagen te zijn; en wat
mij betreft, ik ben er ook niet rouwig om ; want ofschoon alle
mukhari’s den naam hebben van zeer lästig volk te zijn, zoo
verbeeld ik mij, dat degeen, die sedert ’Akka met mij reizende
was, een der ergste vlegels is, die het land oplevert. Nu, de
mau heeft eene zure reis gehad naar al die van den grooten
weg gelegen plaatsen. Wat mij echter meer spijt is, dat ook
f e r e z mij verlaten heeft, daar hij hier de tijding ontving van
den dood zijns vaders, en daardoor naar zijn dorp (Sjemlan)
terug geroepen werd. Ik heb van f e r e z , bij al de reisver-
1) In onderscheidene reisbeschrijvingen vindt men voorbeelden van de listen, waar-
mede de verschillende partijen dit bezit van de Türken hebben trachten te koopen.
C. d e b r u t o onder anderen meldt, dat de Koning van Spanje, op wiens kosten
het Roomsche klooster te Jeruzalem wordt onderhouden — aan den Procurator van
hetzelve 400,000 rijksdaalders had beschikhaar gesteld om het H. Graf in handen
der Roomschen te speien; doch dat de Grieken het nog steeds hebben weten te
verijdelen.
2) Hoeveel is er sedert het schrijven van bovenstaande regelen reeds gebeurdt
’t Is nu niet meer een gezigt in de toekomst; de werkelijkheid is daar. »Oorlogen
en gernchten van oorlogen; het eene volk opgestaan tegen het andere, het eene
koningrijk tegen het andere” — »doch al deze dingen zijn maar een beginsel der
smarten.” »Die het leest,” zegt de He e r, »merke daarop.” Matth. XXIV : 7 ,
8, 15 enz.