
 
		kleur  van  roet,  of  van  donker  chocolaat  kleur;'  
 hun  hair was  zwart,  maar niet  gekroesd;  het was  
 kort  afgefueden  en  hong bij  enige  fluik neder,  terwijl  
 het bij  andere gekruld was.  D amp i e r   zegt  
 dat  het  volk,  dat hij  op de  west kust  van  dit  land  
 zag,  twee  van  hunne voorde  tanden misten,  maar  
 deeze  hadden  dat  gebrek  niet:  een  gedeelte  van  
 Juin  lijf  was  rood  geverwd  geweest  en  de  boven  
 lip  en  de  borst  van  eenen  van  hün  was met witte  
 ftteepen  gefchilderd,  die  hij  Carbanda noemde1;  
 hunne  trekken  waren  verre  van  onaangenaam  te  
 zijn,  hunne oogen  Honden levendig  en  hunne  tarnden  
 waren  elfen  en wit;  hunneflemmen warenzagt  
 en  welluidende  en  zij  zeiden  ons  veeie  woorden  
 met  groote  gemaklijkheid  na.  In  den  nacht  keerden  
 de  Heer gore  en  de  Stuurman met  de groote  
 floep  terug  en  bragten  eene  fchilpad en  enige  
 weinige  fchulpvisfchen  mede.  De  jol  was  op  de  
 bank  gelaaten  met  zes mannen  om  te  tragten  nog  
 meer fchildpadden te vangen. 
 De-s anderendaags  ’s morgens  kreegen wij weder  
 een  bezoek  van  vier  van  de  inboorlingen;  drie  van  
 hun  waren  reeds  bij  ons  geweest,  maar de vierde*  
 was  een  vreemdeling,  wiens  naam,  gelijk wij van  
 zijne  makkers,  die  hem  bij  ons  inleidden,  hoorden, 
   -x AP ar ic  o  was,  Deeze  man  muntte  uit  
 door  een  verfierzel,  dat eene  zeer  in  het oog  loo-  
 pende  vertooning  maakte :  het  was  het  been van  
 eenen vogel,  ten naasten  bij  zoo  dik als  eensmans 
 vinvinger  
 en  vijf  of  zes  duimen  lang,  dat  hij  in  een  
 gat  gefloöken  had,  ’t welk  in  het  kraakbeen,  dat  
 de  twee  neusgaten  van  een  fcheidt,  geboord was;  
 hiervan  hadden  Wij  nog  een  voorbeeld,  en  ook  
 maar een,  gezien,  in Nieuw• Zeeland;  maar,  bij  
 nader onderzoek,  vonden  wij  dat  onder  al  dit volk  
 dit  gedeelte  van  den  nëüs  doorboord  Was om  ’er  
 een  verfierzel  van  dien  aart in  te fteeken:  zij  hadden  
 ook  gaten  in  hunne  ooren*  fchoon  ’er  toen  
 niets  in  hong  en  zij  hadden arm-ringen aan  de  bo-  
 ven-armen  van  gevlogten  hair  gemaakt,  zoo  dat  
 z ij,  even  als  de  inwooneïen  van Terra  del Fuego  
 op  verfierzelen  fchijnen  gezet  te  zijn,  fchoon  zij  
 volftfekt  zonder  kledij  zijn,  en een  van  hun,  wien  
 ik  een  Huk  van  een  oud  hemd  gegeeven  had,  in  
 plaats  van  het  over  een  deel  van  zijn  lijf te werpen  
 ,  bond  het  als  een 1 band  om zijn  hoofd.  Zij  
 bragten  eenen  visch mede,  dien  zij ons gaven,  zoo  
 wij  meenden,  in  plaatfe  van  den visch,  dien wij  
 hun  daags  te  vooren gegeeven  hadden.  Zij  fchee-  
 fcen  zig  wel  te  vermaaken  en  geen’ haast te  hebben  
 ötn  ons  te  verlasten,  maar  ziende  enige  van  
 onze  heeren  hunne  kano  met  groote aandacht  en  
 nieuwsgierigheid  bekijken,  wierden  zij  ongerust  
 On  ’er  onmiddelijk  in  fpringende  roeiden  zij  weg,  
 zonder een woord  te  fpreeken. 
 Ten  twee  uurenin  den morgen Hond  kwam  dé  
 jo l ,  die  op  de  bank  gelaaten was,  terug  met  drie  
 fchildpadden  en  eene  groote  rog. &  Naardien  het  
 K  2  m