
 
		landgoed  vast  en  beiden  gaan  te gelijk  aan  eerien  
 anderen  eigenaar  over;  doch  fchoon  de  land-eigenaar  
 zijnen  flaaf  kan  verkoopen,  heeft  hij  egter  
 geene  andere  rnagt  over  zijnen perfoon,  zelfs  niet  
 om  hem  te  ftraffen,  zonder  kennis en goedkeuring  
 van  den  R a ja .  Sommige  hebben  vijf  honderd  
 zulke  flaaven  en  fommige  geen  half dozijn:  de ge-  
 woone  prijs  van  dezelve  is  een  vet  varken.  Als  
 een  groot man  uitgaat,  wordt  hij  altoos door  twee  
 ©f meer van  hun  verzefd:  een  hunner  draagt  een  
 degen of fabel,  van  welke  het  gevest  gemeenlijk  
 van  zilver  is  en  met  groote  bosfen  paerden-hair  
 verfierd;  een  ander  draagt een’ zak,  die  betel,  are-  
 ca,  kalk  en  tobak bevat.  In deeze bedienden  be-  
 flaat  alle  hunng  prägt,  want  de  Raja  zelf  heeft  
 geen ander  onderfeheiding  teken,  . 
 Het  grootst  voorwerp  van  hoogmoed onder  dit  
 volk  is  een  lang  geflacht-register  van  eerwaerdi-  
 ge  voorvaderen,  en  de  eerbied  voor  de  oudheid  
 fchijnt  indedaad  hier  verder  gedreven  te  worden  
 dan  in  alle  andere landen:, zelfs een  huis,  dat  door  
 veele  geflachten  wel  bewoond is ,  wordt bijna  hei-  
 Jig  en  weinige  dingen  van  gebruik  o f weelde  Hijgen  
 zoo  hoog  in  prijs  als  fteenen,  die,  lang bezeten  
 zijnde  geweest,  elfen  en  glad  geworden  
 zijn:  zij,  die  zulke  lkenen  koopen  kunnen  of  
 bij  erfenis  in het bezit van dezelve gekoomen zijn,  
 plaatfen  die  rondom  hunne  hulzen,  daar  zij  tot  
 zitplaatfen  voor hunne  bedienden ftrekken. 
 E b 
 ,  Elke Raja zet  in  de  voornaamfte  ftad van  zijne  
 provintie  of  negerij  eenen  grpoten  fteen  o p ,  die  
 als  eene gedagtenis  van  zijne  regeering  dient.  In  
 de  voornaamfte ftad  voor welke  wij  lagen, 
   zijn  dertien  zulke  fteenen,  behalven  veele  
 ftukken  van  andere,  die  in  vroegere  tijden  opge-  
 rigt  zijn  en  nu  tot  ftaf  vallen;  deeze  gedenkftuk-  
 ken  fchijnen  te  bewijzen  dat  ’er  hier  de  eene  o f  
 andere  foort  van  burgerlijke  inrigting  van  eene  
 aanraerklijke  oudheid  is.  De  laatfte  dertien  re-  
 geeringen  in  Engeland  maaken  iets  meer  uit dan  
 twee  honderd  en  zes  en  zeventig jaaren, 
 Veele  van  die  fteenen  zijn  zoo  groot  dat  bet  
 moeijelijk  te  begrijpen  is,  door  welke  middelen  
 zij  gebragt  zijn  ter  plaatfe  daar  zij nu  liggen,  bijzonderlijk  
 alzoo het  op  den  top  van  eenen  heuvel  
 js ;  maar  de waereld is vol  van  gedenktekenen  van  
 menschlijke  fterkte,  waarin  de  werktuigkundige  
 kragten,  die  ’er  zedert  door  de wiskundige wee-  
 tenfehappen bij  gekoomen zijn>  fchijnen  overtroffen  
 te  worden,  en  van  zulke  gedenkftukken  zijn  
 ’er  niet  weinige  onder  de  overblijfzelen  van  de  
 barbaarfche  oudheid  in  ons  eigen  land,  behalven  
 die  op  de  ylakten  van  Salisbury;. 
 ,  Deeze  fteenen  zijn  niet  alleen  gedenkftukken  
 van  de  regeeringen  van  de  elkanderen  opgevolgd 
 zijnde  Vorften,  maar  dienen-tot  een  veel buiten-*  
 gemeener  einde,  dat waarfchijnlijk  dk land  alleen  
 fisen  een  wordt  ’er  een ai