dien vleesch-lap of dat voorfchoot hebben, dat
de Sinus pudoris genaamd is en ik zal verhaalen
wat wij ’er van hoorden, Veele Hollanders en
Maleyers, die zeiden de gunften van Hottentot-
fche vrouwen genoten te hebben, ontkenden Heilig
het beltaan van hetzelve; maar een geneesmeester
van de plaats verklaarde dat hij veele honderden
van haar van venerieke kwaaien geneefen had
cn dat hij nooit eene gezien had, die niet twee
vleeschachtige of liever velachtige aanhangzels
hadden, welke van het bovenfte gedeelte van de
lippen kwamen en op het gezigt enigzints naar de
ipeenen van eene koe geleeken, maar plat waren;
zij hongen, ze.ide hij, voor het fchaamdeel en waren
bij de eene vrouw langer dan bij de andere,
bij fommige niet langer dan eene halve duim, bij
andere drie of vier duimen; deeze meende hij dat
te zijn hetwelk fommige fehrijvers tot een lap of
voorfchoot vergroot hebben, welke van het on-
derfte van den onderbuik zoude nederhangen en
dat groot genoeg zou zijn om eene konftige bedekking
van de nabuurige dealen onnodig te maalcn
( * > Dis
De Reiziger le v a i l l a n t houdt deeze verlenging
bij fommige Hottentotfche vrouwen voor een ge-
•wrogt van konst, op eene bijzondere fmaak of een denkbeeld
van fraaiheid gegrond. Ziet zijne Rdze m de bm'
nenlanden van Afrika > tyyeede Deel, bladz. 31r*
V eRTAAÏ-ESDit
zij genoeg van het land, deszelfs voortbrengzelen
en inwoonerën. De baai is groot,
Veilig en gemaklijk; zij ligt wel open voor de
Noord-Westen winden, maar zij waaien zelden
hard; naardien zij evenwel fomtijds eene hooge
zee in jaagen, vertuien de fchepen N. O. en Z.
W , , zoo dat zij bij Noord-Westen winden vast
liggen: de Zuid-Oosten winden waaien ’er dikwijls
met groote hevigheid, doch alzoo deeze
ftreek regt de baai uit is, zijn zij niet gevaarlijk.
Digt bij de Had loopt een houten hoofd uit tot
eenen voeglijken afftand, tot gemak om te landen
en goederen te laaden en te losfen. Tot aan dit
hoofd wordt water door pijpen geleid, waaruit
verfcheiden floepen tegelijk water kunnen innee-
men en daar worden door de Maatfchappij verfcheiden
groote floepen o f hulken gehouden om
fcheepsbehoeften en proviand van en naar de fchepen
in de haven te voeren. De baai wordt verdedigd
door een vierkant fort, aan de oost-zijde
van de ftad digt aan ftrand liggende, en door verfcheiden
buitenwerken en batterijen langs het
flfand liggende, zoo aan deeze zijde van de ftad
als aan geene; maar zij zijn zoodanig gelegen dat
zij van fchepen kunnen befchoten worden en zijn,
om zoo te fpreeken, zonder verdediging tegens
eenen vijand van enige magt te land. De bezetting
beftaat uit agt honderd mannen regelmaatige
troepen, behalven de land-militie, waaronder1
al