
 
		welke  noch wij,  noch  tup i a   een  enkel  woord  
 verftonden  :  zij  zwaaiden  hunne  wapenen  en  
 fcheenen  voorneemens  te  zijn  hunne  kust  tot  het  
 uiterfle  te  verdedigen,  fchoon  zij  flechts  met  hun  
 beiden  en  wij  veertig  fterk  waren.  Ik  kon  niet  
 nalaaten  hunne dapperheid  te bewonderen  en,  niet  
 gaerne  willende  dat  de  vijandlijkheden  tusfchen  
 ons  met  zulke  ongelijke  kragten  beginnen  zouden  
 ,  beval  ik  dat  de  floep  op  haare  riemen  zoude  
 blijven  leggen  :  toen  fpraken  wij  met  tekenen  ,  
 omtrent'een  vierde  uurs  lang ,  en, om  hunne  genegenheid  
 te  winnen,  wierp  ik  hun  fpijkers,  glazen  
 koraalen  en  andere  beuzelingen  toe  ,  die  zij  
 opraapten  en  waarmede  zij  wel  in  hunnen  fchik  
 fcheenen.  Toen  deed  ik  tekenen  dat  ik  water  
 nodig had  en  tragtede  hen,  op  alle  wijzen, die  ik  
 bedenken  kon  ,  te  overtuigen  dat  wij  hun  geen  
 leed  zouden  doen  :  nu  wenkten  zij  ons,  en  ik  
 wilde  dit  gaerne  voor eene  nodiging  houden  ;  dan  
 toen wij  met  de  floep  meenden  in  te vaaren  ,  kwamen  
 zij  weder  om  ons  zulks  te  beletten.  De  een  
 fcheen  een  jongman  van  omtrent  negentien  of  
 twintig jaaren  en  de  ander  een  man  van  middel-  
 baaren  ouderdom  te  zijn:  naardien  mij  nu  geen  
 ander middel  overfchoot,  deed  ik  eene  fnaphaan-  
 fchoot  tusfchen  hen  door.  Op  den  flag  liet  de  
 jongfte  eenen  bundel  lanfen  op  de  rots  vallen;  
 doch  in  eenen  oogenblik  weder  tot  zigzelven  
 koomende,  raapte  hij  die  met groote  drift  weder 
 21 
 op:  toen  wierd  ’er  een  fleen  naar  ons  geworpen,  
 waarop  ik  eene  fnaphaan  -  fchoot  met  hagel  op  
 hen  liet  doen,  die  den  oudften  in  de  beenen raakte; 
   hij  liep  terftond naar  een  der  huizen,  dat  omtrent  
 vijf  en  twintig  roeden  daar van  daan  flond.  
 Ik  hoopte  dat  onze  ftrijd  nu  over  zoude  zijn,  en  
 wij  flapten  onmiddelijk  te  land;  maar wij  hadden  
 de  floep  naanwlijks  verlaaten  of hij  kwam  terug,  
 en  toen  zagen  wij  dat  hij  de  rots  alleen  verlaaten  
 "had om  een  fchild  of  beukelaar  tot  zijne  verdediging  
 te  haaien.  Zoo  dra  hij  genaderd was,  wierp  
 hij  eene  lans  naar  ons  en  zijn makker  eene  andere; 
   zij  vielen  daar  wij  digst  bij  elkanderen  Honden, 
   maar  kwetften  gelukkiglijk  niemand.  Toen  
 wierd  ’ er  eene  derde  fchoot  op  hen  gedaan  met  
 hagel,  waarop  een  hunner  nog  eene  lans wierp,  
 en  beiden  liepen  terftond weg ;  zoo  wij  hen  vervolgd  
 hadden  ,  zouden  wij  waarfchijnlijk  eenen  
 van  hun  hebben  kunnen  vangen  ;  doch  de  Heer  
 Banks   aanmerkende  dat  de  lanfen  misfehien  vergiftigd  
 waren  ,  oordeelde  ik  het  niet  voorzigtig  
 ons  in  de  bosfehen  te waagen.  Wij  begaven  ons  
 onmiddelijk  naar  de  hutten  ,  in  eene  van  welke  
 wij  de  kinderen vonden,  die  zig  agter  een  fchild  
 en  een  hoopjen  boom - fchors  verftooken  hadden ;  
 wij  keeken  naar  hen,  maar  lieten  hen  in  hunnen  
 fchuilhoek,  zonder  dat  zij  wisten  dat  zij  ontdekt  
 waren  en,  toen  wij  henen  gongen,  wierpen  wij  
 enige  koraalen,  linten,  ftukken  doek ,  en  andere  
 B  3  ge»