
 
		moeienisfen  ware  gekweld  geweest  en  een  fchip  
 gehad hadde,  dat  beter  tot  dat einde  in  ftaat was. 
 Aan  dit  kanaal  of  aan  deezen  doortocht  gaf ik  
 den  naam van het  fchip  en  ik  noemde  het Endea-  
 your - Straat.  Deszelfs  lengte van  het N.  O.  tot  
 het  Z.  W.  is  tien  mijlen  en  het  is  omtrent  vijf  
 mijlen  breed,  uitgezonderd  aan  den  noord - oost-  
 lijken  mond,  -daar  het  wat  minder  dan  twee  En-  
 gelfphe  mijlen  breed  is ,  alzoo  het  verengd  wordt  
 door  de  eilanden,  die  daar  liggen.  Dat,  hetwelk  
 ik  Bezitneeming  Eiland  genoemd  h eb ,  is  van  
 eene  tamelijke  hoogte  en grootte en wij  lieten  het  
 tusfchen  ons en  het groot  land  liggen,  terwijl  wij  
 tusfchen  hetzelve  en  twee  kleine  ronde  eilanden,  
 die  omtrent  twee  Engelfche mijlen  ten  N. W.  van  
 hetzelve  liggen,  doorvoeren.  De  twee  kleine  ei-  
 landjens,  welke  ik  Wallis  Eilanden  genoemd  
 heb,  liggen  in  het  midden  van  den  zuid-westlij-  
 ken  mond en  deeze  lieten  wij  ten  zuiden  van  ons.  
 Wij  hadden  in  de  Straat  van  vier  tot negen  vademen  
 diepte, met overal goeden  anker-grond,  uit*-  
 gezonderd  op  de  bank,  die  twee  mijlen  ten Noorden  
 van Wallis Eilandeji  ligt,  daar,  bij  laag water, 
  Hechts drie  vademen water  is:  om eene  naauw-  
 keuriger  kennis van  deeze  Straat  te  krijgen  en van  
 de  ligging  van  de  verfchillende  eilanden  en  banken  
 pp  de  oostlijke  kust  van  Nieuw Wales  zal  ik  
 den  leezer  naar  de  kaart  verwijzen,  daar  zij  met  
 Rik  de  nauwkeurigheid,  wgikp  de  omftandigheden 
 den  toelieten,  afgetekend  Haan;  egter  kan  ik ,  
 metopzigt  tot  de  banken,  niet zeggen  dat  de  helft  
 derzelve  zijn  opgetekend,  ook  is  het niet mogelijk  
 te  rekenen  dat  de  helft  in  den  loop  van  eene  
 enkele  reis  zoude  kunnen  ontdekt  worden:  daar  
 kunnen  ook  veele  eilanden  mijne  teken- gen  ont-  
 fnapt  zijn,  bijzonderlijk  tusfchen  den  twintigften  
 en  twee  en  twintigften  graad breedte,  daar wij  eilanden  
 verre  in  zee  zagen,  zoo  verre  als  eilanden  
 onderfcheiden  kunnen worden;  toekoomende  zee-  
 vaarers  moetên  daarom  niet  denken  dat’e r ,  daar  
 geen  eiland  of  bank  op  mijne  kaart geplaatst  is,  
 ook  geen  eiland  of bank  in  deeze  zeeën  zal  gevonden  
 worden:  het is genoeg  dat  de ligging van  die,  
 welke  op  de  kaart  ftaan,  getropw  is,  en  ik  heb,  
 over  het  algemeen,  de  grootfte  reden  te  hoopen  
 dat  zij  zoo  vrij  van  misflagen  zal  bevonden worden  
 als  de beste  kaarten  welke niet  door  volgende  
 en  herhaalde  waarneemingen  verbeterd  zijn.  De  
 breedten  en  lengten  van  alle,  of  de  meefte  der  
 voornaamfte kaapen en baaien kan men met vertrouwen  
 aanneemen,  want wij misten  zelden  ten min-  
 ften  eens  daags  eene  waarneeming  te  doen,  om  
 de  breedte  van  onze  rekening  te  verbeteren;  onze  
 waarneemingen  om  de  lengte  te  bepaalen waren  
 even  talrijk,  alzoo  wij  geene  gelegenheid van  
 de-zon  en  maan  lieten  voorbij  gaan.  Ik  zou  de  
 gelagtenis  van  den  Heer  gre en   te  kort  doen,  
 ik  alhier  niet  getuigde  dat  hij  onvermoeid  was  
 O  5  in