
 
		gemeenlijk  aan  het  noordlijk  eind  ,  zijn  vakken  
 zand ,  die Hechts  bij  hoog water bedekt  en  op enigen  
 affland  te  onderfcheiden zijn.  Nu  overtuigd  
 zijnde  dat  ’er  geen’  doortocht  naar  zee  was  dan  
 door  den  doolhof  van  deeze  banken,  wist  ik  niet  
 welken  weg  ik  fiuuren  zoude,  als het weder ons  
 zoude  toelaaten  onder  zeil  te gaan.  De Huurman  
 was  van  gedagten  dat wij  denzelfden weg, dien wij  
 gekoomen waren,  moesten  terugkeeren,  maar dit  
 zou  een  eindeloos  werk  geweest  zijn  ,  alzoo  de  
 wind  flerk  uit  die  fireek  woei,  bijna  zonder tus*  
 fchenpoozing;  aan  den  anderen  kant,  als  ’er geen  
 doortocht  naar  het noorden kpnde  gevonden'worden  
 ,  zouden  wij  wel  genoodzaakt  zijn  daar  eindelijk  
 toe  overtegaan.  Deeze  befluitelooze overleggingen  
 hielden  ons  tot des  nachts  ten  elf uuren  
 bezig,  wanneer  het  fchip  begon  te  drijven,  hetwelk  
 ons noodzaakte  tot  een  en  een  derde  kabel  te  
 vieren,  dat  het deed  opdraaijen;  maar  in  den morgen  
 Hak  de  wind  nog  feller op,  wanneer het weder  
 begon  te  drijven,  waarom  wij  het  klein  boeganker  
 lieten vallen  en  eene  geheele  kabel  Haken en  
 twee  kabels  op  het  ander  anker,  en  egter  dreef  
 *het  nog,  fchoon  niet zoo  flerk;  toen  flreeken wij  
 de bram-Hengen,  lieten  de  raas  en Hengen  geheel  
 neder  en  hadden  eindelijk  het  genoegen  te  zien  
 dat  het  fchip  bleef liggen.  Kaap Bedford lag nu  
 W.  Z.  W.  drie  en  eene  halve mijl van  ons  en  in  
 deeze  ligging  hadden  wij  banken  ten  oosten,  die 
 zig 
 zig  van  het Z.  O.  t.  Z.  tot  het N. N. W.  uitflrek*.  
 ten,  van  welke  de  naaste  omtrent  twee Engelfche  
 mijlen  van  ons lag.  Naardien de  wind met weinig  
 tusfchenpoozing  bleef aanhouden,  bleeven wij  rijden  
 tot  zeven  uuren  in  den  morgen  van  den  tienden  
 ,  wanneer  wij,  vermits  de  wind  wat bedaard  
 was,  het anker  ligteden  en  naar  het land Huurden,  
 hebbende  eindelijk  befloten  eenen  doortocht  naar  
 het noorden  langs  de  kust  te  zoeken,  en  Heeds  de  
 floep  vooruit  laatende  peilen:  wij  hadden,  terwijl  
 wij  het  land  naderden,  van  negentien  tot  twaalf  
 vademen:  na  dat  wij  omtrent  een  uur  naar  land  
 gefluurd  hadden,  lieten  wij  het  afvallen naar drie  
 kleine  eilandjeus,  die in het N.  N.  O . !  O.  lagen,  
 drie  mijlen  van Kaap Bedford,  welke  de Huurman  
 bezogn  had  terwijl  wij  in  de  haven  lagen.  Tea  
 negen  uuren  waren  wij  ’er  regt  over  en  tusfchen  
 dezelve  en  het  groot  land:  tusfchen  ons  en  het  
 groot  land was  nog een  laag  eiland,  dat N. N. W.  
 vier  Engelfche  mijlen  van  de  drie  eilanden  ligt  en  
 in  dit  kanaal  hadden  wij  veertien  vademen water.  
 De  noordlijkHe. land - punt  in  het gezigt lag nu N.  
 N.  W.  j  W .,  op  omtrent  twee  mijlen  afflands.  
 Vier  of  vijf  mijlen  ten  noorden  van  deeze  landpunt  
 zagen wij  drie  eilanden,  bij  welke  enige  nog  
 kleinere  lagen,  en  wij  konden  de  banken  en klippen  
 naar  den  zeekant  zien  liggen ,  die  zig noordwaarts  
 tot  aan  deeze  eilanden  uitflrekten:  wij  rig-  
 teden  onze  koers  tusfchen  dit rif en het grootland,  
 III.  D « el,  M  Isw