De menigte vriigten die te Batavia verteerd
worden , is ongelooflijk ; maar die , welke men
openbaar te koöp legt, zijn gemeenlijk al te rijp/:
Een vreemdeling kan egter goede fruit bekoomen
in eene ftraat, Pasfar Pisfang genaamd, die ten
Noorden van de groote kerk en zeer digt bij dezelve
ligt. Deeze ftraat wordt alleen door Chineefche
fruit-verkoopers bewoond, die uit de tuinen van
de Heeren. in de nabuurfchap van de ftad met
verfche en in haare foort uitmuntende vrugten
voorzien worden , voor welke men hun egter
meer dan vier maaien zoo veel als den markt-prijs
moet betaalen.
De ftad wordt in het algemeen voorzien van
eenen verren afftand , daar veel land enkel met
vrugten beteeld wordt. Het land-volk; aan ’t
welk deeze landen toebèhooren, koomt met het
volk uit de ftad te zaameri op twee groote markten,
eene op maandag, Pasfar Sineen^ en de andere
op Saturdag, Pasfar Tanabdnk genaamd,
Deeze markten worden gehouden op plaatfen, die
zeer verre van el kan deren af liggen voor het gemak
van verfchillende landftreeken; geene derzel-
ve is egter meer dan vijf Engelfche mijlen van
Batavia. Op deeze markten kunnen de beste
vrugten voor de minfte prijzen gekogt worden en
het gezigt van dezelve is voor eenen Europeaan
zeer vermaaklijk. De hoeveelheid van vrugten is
verbaazende? het is niet ongemeen veertig o f vijftig
Wg wagen - vragten van de fraaifte ananasfen, zoö
los op malkanderen gelaaden als knollen in Engeland
, ter' markt te zien ltöomen en andere vrug*
tén in deOÈelfden Overvloed. De dagen egter,
waaróp deeze markten gehouden worden* zijn
kwalijk uitgekozen ; de tijd tüsfchen faturdag en
maandag is te kort ? een groot gedeelte van hetgeen
op maandag gekogt wordt is altijd flegt, als
het bewaard wordt of bij den venter, o f bij den
verteerer,- tót dat ’er nieüwé voorraad kan gekogt
worden * zoó dat ’er verfeheiden dagen in de week
geene goede vrugten in iemands handen zijn dan
bij de Chineezen irt Pasfar Pisfang.
De inwooners van dit gedeelte van Indie hebben
eene weelde, waarop mennn andere landen maar
weinig bedagt fchijnt te zijn? zij branden geduu-
tiglijk welriekende houten en harsten en verfprei-
den aangenaamë reuken rondom zig dóór eene me-
fligté bloemen te ftreoien, misfchien als een te^
genmiddel tegens de walglijke uitvloeiselen van
hunne flooten en gragten. Van aangenaam riekende
bloemen hebben zij eene groote verfcheidenheid*
in Europa geheel onbekend, van welke
ik de voornaamfte kortlijk zal befehrijven.
i. De Champaeka? of Michslia Chantpacta,
de geele Michelia. Deeze groeit op eenen boom
zoo groot als een’ appelboom en beftaat Uit vijftien
lange fmalle bloem - bladen * die haar het
voorkoomen geeven van dubbel te zijn, fehoon
HL D e e l . t e dit