
is alhier eene bijzondere befchrijving van hetzelve
te geeven.
Ten zes uuren des avonds minderden wij zeil,
en maakten een’ bijlegger tegens den nacht, hebbende
toen zes en vijftig vademen water en eenen
fraaien zand-grond. Het noordlijkst land , dat
in het gezigt was, lag toen N. t. 0 . 1 O , en eeft
klein eilandjen digt bij eene land - punt van het
groot land, lag W. twee mijlen van ons. Deeze
land-punt, die ik Kaap Howe noemde, kan gekend
worden aan de ftrekking van de kust, die
aan de eene zijde noord- en aan de andere zijde
zuid-west is ; zij kan ook herkend worden aan
enige ronde heuvelen op het groot land, even
binnen de punt.
Wij lagen dan bij geduurende den nacht en des
morgens ten vier uuren haalden wij de zeilen weder
bij en zeilden noordwaarts langs de kust. Ten
zes uuren lag het noordlijkst land in het gezigt
N. N. W. en wij waren te deezen tijd omtrent
vier mijlen van land. Wij waren op den middag
op 36° 51''Zuider Breedte, en op 209° 53'Wes-
ter Lengte en omtrent drie mijlen van land. Het
weder helder zijnde , gaf ons een goed gezigt van
het land , dat een zeer behaaglijk voorkoomen
heeft; het is tamelijk hoog, met bergen en da-
•len , hoogten en vlakten afgewisfeld , tusfchen
wejke hier en daar kleine gras - weiden liggen ,
maar het is over het algemeen met hout bewasfen
;
fen; de heuvelen en hoogten loopen zeer zagtlijk
ot> en de toppen zijn niet hoog. Wij bleeven
noordwaarts langs de kust ftevenen met eenen
zuidlijken wind en in den agtermiddag zagen wij
op verfcheiden plaatfen rook, waaraan wij be-
fpeurden dat het land bewoond was. Des avonds
ten zes uuren minderden wij zeil en peilden; wij
vonden vier en veertig vademen water met eenen
zuiveren zand-grond , en ftevenden voort met
ligt zeil tot twaalf uuren , wanneer wij bijlagen
voor den nacht en negentig vademen water peilden.
Des morgens ten vier uuren gongen wij weder
onder zeil op den affiand van omtrent vijf mijlen
van land; ten zes uuren waren wij regt over eenen
hoogen berg, die digt aan het ftrand lag, en
welken ik , om “zijne gedaante. Dromedaris Berg
noemde: onder deezen berg vormt de kust eene
land-punt, welke ik den naam van Dromedaris
punt g a f , en boven deeze punt is een heuvel ,
die in eene piek uitloopt. Thans op 3 '0 18'
Zuider Breedte en op 209° 55' Wester Lengte
zijnde, bevonden wij de afwijking van de kompas
naald io° 42' O. te wezen.
Tusfchen tien en elf uuren deeden de Heer
g r e e n en ik verfcheiden waarneemiogan van de
zon en maan , welker gemiddel de uitkomst 209°
27' Wester Lengte opleverde. Volgens eene
waarneeming, • daags te vooren gedaan , was on-
A 4 ze