
 
		rondom  gelegd,  om  op  te  zitten.  Wij  wierdeit  
 toen,  elk  op  onze  beurt*  naar  een  gat  gebragt,  
 dat  in  den  grond  was*  bij  welk  een  manftond,  
 met  water  in  een  vat ,  van  de  bladeren  van  de  
 waaier-palm  gemaakt*  die ons  onze  handen  hielp  
 wasfchen.  Toen  dit  gedaan  was  ,  plaatften  wij  
 ons  om  de  fchotels,  en  wagteden  den Koning  af.  
 Alzoo  hij  niet  kwam,  vroegen  wij  naar  hem  en  
 men  zeide  ons  dat  de  gewoonte  van  het  land  den  
 perfoon,  die  het  gastmaal  gaf *  niet  toeliet  met  
 zijne  gasten  aantezitten *  doch  dat,  zoo  wij  argwaan  
 hadden  dat  het  eeten  vergiftigd  was  ,  hij  
 koomen  en  ’er van proeven  zoude.  Wij  verklaarden  
 onmiddelijk  dat wij  zulk  eenen  agterdogt niet  
 voedden  en verzogten  dat geene van  de  gewoonten  
 der  gastvrijheid  om  onzent  wille  zoude  gefchon-  
 den worden.  De  eerfle  Staatsdienaar  en  de Heer  
 l a n g e   waren  van  ons  gezelfchap  en wij  deeden  
 een allerheerlijkst maal:  wij  vonden de rijst  en het  
 fpek  uitmuntend  en  het  fop  niet  te  verachten  ;  
 maar de  lepels,  die  van  bladeren  gemaakt waren*  
 zoo  klein,  dat  weinige  onzer  het geduld  hadden  
 om  ’er  zig  van  te  bedienen.  Na  den  eeten  gong  
 onze  wijn  helder  rond  en wij  vroegen weder  naar  
 onzen  koninglijken  gastheer, denkende dat, fchoon  
 ’s  lands  gewoonte  hem  niet  toeliet  met  ons  te  eer  
 ten,  hij  ten minden in  het vermaak van  onze  flesch  
 konde  deden;  maar  hij  verfchoonde  zig  weder,  
 zeggende  dat  de heer van  een’  gastmaal nooit  dronken 
 ken  moest  zijn  ,  hetgeen  best  te  vermijden  was  
 door  geen’  wijn  te  proeven.  Wij  dronken  onzen  
 wijn  egter  niet  daar wij  ons maal  gedaan  hadden;  
 maar,  zoo  dra wij  gegeeten  haddenmaakten wij  
 ruimte voor  de  knegts  en  matroozen,  die  onmiddelijk  
 onze  plaatfen  innamen:  zij  konden  alles wat  
 wij  overgelaaten  hadden  niet  opeeten  ,  maar  de  
 vrouwen,  die de  bakken  en manden  kwamen weghaaien, 
   noodzaakten  hen  om  hetgeen  zij  niet gegeeten  
 hadden  medeteneemen.  Naardien  de wijn  
 gewoonlijk  het  hart  verwarmt  en  opent,  namen  
 wij  de  gelegenheid,  toen  wij  dagtèn  dat  deszelfs  
 invloed  gevoeld  begon  te worden,  waar,  om  het  
 onderwerp  van  de buffels  en fchaapen weder op het  
 tapijt  te  brengen,  van welke  wij  in  allen  dien  tijd  
 geen woord gehoord hadden, fchoon zij vroeg in den  
 morgen  aangevoerd hadden  moeten worden.  Maar  
 onze  Saxifche Nederlander  begon  ons  met  groote  
 koelheid  en  bedaardheid  den  inhoud medetedeelen  
 van den brief,  dien  hij voorgaf van den Gouverneur  
 van  Concordia  ontvangen  te  hebben.  Hij  zeide  
 dat hij  hem,  ha hem gemeld  te  hebben  dat ’er van  
 daar  een  fchip  gezeild  was  naar het  eiland,  daar  
 wij  nu  waren,  gelastte,  zoo  dit  fchip  gebrek aan  
 leeftocht  had en  daar  om  vroeg,  hetzelve  te  helpen  
 ,  maar  niet  te  dulden  dat  het  langer  bleeve  
 dan  volftrekt  noodzaaklijk  was,  noch  dat  men  
 groote  gefchenken  aan  het  gemeen  volk  deede,  
 o f  gefchenken  aan de lieden van  aanzien  agter liete