Alzoo wij hier geene andere dieren zagen dan ha-
gedisfen, noemde ik het eiland Hagedis - Eiland;
de twee andere hooge eilanden, die vier of vijf
Engelfche mijlen van dit af liggen, zijn in vergelijking
klein, en bij deeze liggen nog drie andere,
welke nog kleiner zijn en laag met verfcheidèn banken
of rif:r, vooral naar het Z. O. I daar is egter
eene vrije vaart van Vlei-kaap naar deeze eilanden
en zelfs tot de buitenfïe rifs, als men Hagedis-
JLiland ten N. W. en de andere ten Z. O, laat liggen.
Ten twee vmren in den agtermiddag, geene hoop
ziende dat het weder helder zoude worden, vertrokken
wij van Hagedis - Eiland naar het fchip
en wij gongen onder weg aan land op het laag zandig
eiland, daar boomen op Honden, en dat wij
op onze uit-reis gezien hadden. Op dit eiland
zagen wij een ongelooflijk getal vogelen, meest
zee-vogelen: wij vonden ook het nest van eenen
arend met jongen, die wij doodden, en het nest van
eenen anderen vogel, zonder te weeten van welken,
van eene allerontzagchelijkfle grootte; het
was met takken op den grond gebouwd en was niet
minder dan zes en twintig voeten in den om trek
groot en twee voeten agt duimen hoog. Wij bevonden
ook dat deeze plaats door de Indiaanen beoogt
wierd, waarfchijnlijk om fchildpad te eeten;
want wij zagen ’er veele op het eiland en eene
groote menigte van haare fchiiden , die hier en
op hoepen geftapeM lage«, Am
Aan deeze plaats gaven wij den naam van Adelaar
Eiland en , hetzelve verlaatende, Huurden
wij Z. W. regt naar het fchip, onder weg altijd
peilende, en wij hadden nooit minder dan agt,
noch meer dan veertien vademen, dezelfde diepte,
welke ik tusfchen dit en Hagedis Eiland gevonden
had.
Toen ik aan boord kwam , berichtte mij de
Huurman dat hij naar de laage eilanden geweest
was, tusfchen welke en het groot land ik hem gelast
had te peilen;,'dat zij hem voorkwamen omtrent
drie mijlen van het groot land te liggen; dat
hij, buiten dezelve, van tien tot veertien vademen
en tusfchen dezelve en het groot land zeVen vademen
water gevonden had; maar dat eene bank,die
twee mijlen van het groot land uitHak, dit kanaal
eng maakte. Hij had op een van deeze laage eilanden
geflaapen en was op andere aan wal geweest;
en hij verhaalde dat hij overal hoopen van
fchiiden van fchildpadden gezien had en vinnen,
die hier en daar aan de boomcn hingen met het
vleesch ’er aan, nog zoo versch, dat het volk van
de floep ’er van gegeeten had : hij zag ook twee
plaatfen zonder gras, welke kortling geleden
fcheenen opgegraaven te zijn en aan de grootte en
gedaante van dezelve giste hij dat het graffleden
waren.
Mijne gedagten hebbende laaten gaan over hetgeen
ik zelf gezien had en over het verflag van den
M 5 Huur