
ftiig gegeevcn hadden , en welke wij ' uit hunne
tekenen verftonden dat gedagtcnisfen van hunne
droefheid óver het verlies van overledene vrienden
Waren.
Zij fchijnen gêene vaste woonpkatfen teheb*
ken, want wij zagen in het geheel land niéts dat
haar eene ftad of een dorp geleek* Hunne huk
zen, zoo mén die nog huizen kan noemen, dehij-
nen met minder konst eh fchranderfïêid gemaakt
te zijn dan alle andere dié Wij gezien hadden, uitgezonderd
de ellendige hutten op 'Terra del Fuego
én in fommïge opzigten Zijn zij zelfs nog beneden
deeze. Aan de Botanie Baai ,, daar zij best waren,
waren Zij juist even zoo hoog dat een mensch
*er regtöp in zitten kon; maar niét Wijd genoeg
dat hij zig in enige rigting regtuit in dezelve koti
uittrekken: zij zijn gebouwd van buigzaamc tce-
fmn, omtrent Zoo dik als een vinger, in dé gedaante
van een oven; dè twee einden wórden iri
den grond geilooken en dan met palm-bladeren
én breede ilukken boom - bast bedekt: de deur ié"
niet anders dan een groot gat aan het eind, over
Welk het vuur wöfdt geftöokt; gelijk < wij aan dó
asch zien kónden*" Onder deeze huizen öf dakkert
flaapen zij en liggen gekromd zoo dat hunne hielen
aan bun hoofd köomen cn ih deeze houding
kan- eene' derzelve: drie of vier peïföonen bevatten*
Naar maaté wij noordwaarts VOrderdefi en dó
luchtflreek warmer" wierd $ vodden wij déeZe afdakkert
ligter; Zij waren, gelijk de andere, van
teenen gebouwd ,. en met bast van boomen gedekt;
maar geene derzelve waren meer dan vier
voeten diep en eene zijde was geheel open : de-
gefloten zijde flond altoos tegens den heerfchen-
den wind en regt over de open zijde was het vuur,
dat waarfchijnlijk meer tegens de moskiten dan
tegens de koude aangelegd wierd. Het is waar-
fchijnlijk dat zij onder deeze hutten flechts hunne
hoofden en het bovenst gedeelte van hunne lig-
haamen fteeken, terwijl zij hunne voeten naar het
vuur uitflrekken. Zij wierden, als het vereischt
wierd , opgezet door trekkende horden op die
plaatfen, die haar voor een tijd voedzel vérfchaf-
fèn en wierden door haar agtergelaaten, wanneer
zij, na dat het .uitgeput was, heen gongen, maar
op plaatfen daar zij flechts voor eenen nacht of
twee bleeven , fliepen zij zonder enige be.fchut-
ting ; uitgezonderd de flruiken of het gras, dat
hier bijna twee voeten hoog is. Wij merkten
evenwel op dat, fchoon de fiaap - hutten, die wij op
het groot land vonden, altijd van den heerfchen-
den wind gekeerd Honden, de hutten op de eilanden
naar denzelven gedraaid waren, hetwelk een bewijs
fchijnt te zijn dat zij hier een zagt jaargetijde
hebben, geduurende welk de zee ftil is en dat hetzelfde
weder, dat hen in Haat fielt de eilanden te
bezoeken 7 de lucht welkoom maakt, zelfs terwijl
zij flaapen, ...
f ïè f