
 
		overgroeid  met  mangles  boomen  ,  en  vloeit  elk  
 getij  door  het  zee-water  onder  en  het  hoog  
 land  fcheen  overal  fteenachtig  en  dor.  De  
 Heer  b ank s   had ondertusfchen  ook  eene  wandeling  
 het  land  in  gedaan  en  had  de  geraamten  van  
 verfcheiden  Indifche huizen gevonden,  gelijk  ook  
 plaatfen,  daar  zij  fchulpvisfchen  hadden  klaar gemaakt; 
   maar  zij  fcheenen  in  enige  maanden  niet  
 bezogt  te  zijn  geweest.  T  u p i a ,  die  zig  bezig  
 had  gehouden  met  hengelen  en  enkel  leefde  van  
 hetgeen  hij  vong,  beterde  qp  eene  verwonderlijke  
 wijze  ;  maar  de  Heer  gre en   bleef  nog  zeer  
 ziek. 
 Den  volgenden  morgen  liet  ik  de  vier overige  
 (lukken  kanon  uit  het hol  haaien  en  zettede  hen op  
 de  kompanje;  ik  bragt  ook  een  wisfel-anker  en  
 een  anker-ftok  aan wal  en  het  overig  gedeelte van  
 de  fcheeps-behoeften  en  de  ballast,  die  in  het hol  
 waren,  zettede  de  fmidfe  op  en  gebruikte  den war  
 pen-fmit en  zijn’ maat om  fpijkers  en  andere nood-  
 wendigheden  te  maaken,  om  de  fchade  aan  het  
 fchip  te  herflellen.  In  den  agtermiddag waren  al  
 het  goed  van  de  officieren  en de  onderile laag war  
 ter-vaten  gelost,  zoo  dat  ’er niets  voor en  in  het  
 midden  in  het  hol  bleef dan  de kolen  en  een weinig  
 fteenen  ballast.  De  Heer  banks  gong  dee-  
 zen  dag  de  rivier over,  om  het  land  aan  de  overr  
 zijde  te  bezigtigen:  hij  bevond  dat  het voornaam?  
 lijk  uit  zand - heuvelen  beftpnd,  waarop  hij  enige 
 fttïndiaanfche  
 huizen  zag,  die  nog zeer kortling bewoond  
 fcheenen  geweest  te  zijn.  Hij  ontmoette  
 op  zijne  wandeling  groote  vlugten  duiven  en  
 kraaien :  van  de  duiven,  die  uitmuntend  fraai waren  
 ,  fchoot  hij  verfcheiden; maar de  kraaien, van  
 dezelfde  foort als  die  in Engeland  zijn,  waren zoo  
 fchuuw,  dat hij  die  niet  onder  fchot  kon krijgen. 
 Den  twintigften  bragten  wij  het  buskruid  aan  
 land  en  lostten  het  brandhout  en  den  fteenen  ballast, 
   waardoor het  fchip  nu  niet meer dan agt voeten  
 en  tien  duimen  van  vooren  en  dertien voeten  
 van  agteren  diep  gong;  en  dit dagt mij  dat,  met  
 het  verfchil,  dat wij  te weeg zouden brengen door  
 de  kolen  naar agteren  te  verwerken,  genoegzaam  
 zou  zijn; want  ik  bevond dat  het water  bij  fpring-  
 tijen  agt  voeten  lijnregt  op  en  neder  gong;  maar  
 zoo  dra  de  kolen  van  het  lek  af gewerkt waren,  
 konden  wij  het water  hooren  inloopen,  een weinig  
 agter  de  fokke mast,  omtrent  drie voeten  van  
 de  kiel;  dit  deed  mij befluiten  om het  hol  geheel  
 en  al  te  ontruimen.  Deezen  avond  befpeurde  de  
 Heer  banks  dat  ’er  ,  op  verfcheiden  plaatfen  
 van  het  kanaal  groote  menigten  puimfteenen  wa*  
 ren  ,  die  op  eenen  aanmerklijken  afftand  boven  
 het  merk  van  hoog water  lagen,  daar  zij  gebragt  
 konden  geweest  zijn  of door de  overftroomingen,  
 of  bij  buitengemeene  hooge  vloeden,  want  daar  
 kon  geen  twijfel  zijn  of zij  kwamen  uit  zee. 
 Des  anderen  daags  ’s morgens  gangen wij vroeg  
 H  5  aan