ten, maakten het voor mij noodzaaklijk geld op-
teneemen, ’t welk ik dagt dat hier zonder moeite
zoude kunnen gefchieden; maar ik vond mij bedrogen;
want na naarftigst gezogt te hebben,
ion ik geenen bijzonderen perfoon vinden, die
het vermogen en den wil had om de fom, die ik
nodig had, voortefchieten. • In deeze verlegenheid
vervoegde ik mij bij den Gouverneur zei ven,
met een gefchreven verzoekfchrift, wanneer de
Sabandaar last kreeg om mij zoo veel geld te tellen
als ik yraagen zoude uit ’s Compagnies kasfe.
Den agttienden, door verfcheiden toevallen en
kwalijk verftaan verfcheiden dagen verloren hebbende,
ligtede ik eindelijk, met het aanbreeken
van den dag, het anker en liet mij afzakken naar
het Eiland Onrust; - enige dagen daarna haalden
wij voor de fcheeps-timmerwerf, op het Kuipers,-
Eiland, dat digt aan Onrust ligt, om onze proviand
te losfen.
Op deezen tijd, wanneer wij nog maar negen
dagen hier geweest waren, begonnen wij de na-
deelige uitwerkingen van de luchtftreek en de ligging
te gevoelen, tup i a Hortte, na de opbeuring,
welke de nieuwigheden van de plaats op
zijne eerde landing hadden teweeg gebragt, in
eens weder in en wierd van dag tot dag erger.
TA v e to wierd van eene ontfteeking op de longen
aangetast; de twee bedienden van den Heer
b a n ks wierden zeer ziek en hij en Dodtor s okA
NLA
ND er wierden door koortfen aangevallen ^binnen
weinige dagen was bijna elk, zoo aan boord
als aan land, ziek, dat ongetwijfeld veroorzaakt
wierd door de laage moerasfige ligging van de
plaats, en de ontelbaare morfige gragten, die ïa
alle rigtingen door de ftad loopen. Den zes en
twintigften zettede ik de tent op voor het fcheeps*
volk, van welk Hechts een klein getal in Haat was
'dienst te doen. De arme t u p i a , aan wiens opkomst
wij nu begonnen te wanhoopen, en die tot
nog toe bij den Heer b a nKs aan land geweest
was, wenschte weder naar het fchip vervoerd te
worden, daar hij, zeide hij, eene vrijer lucht zou
ademen dan tusfchen de menigte van huizen, die
dezelve aan land onderfchepten: aan boord kón
hij evenwel niet gaan, want het fchip was onttakeld
en men maakte het gereed om gekrengd te
worden; maar den agt en twintigften gong de
Heer banks met hem naar het Kuipers*Eiland,
daar het lag, en, alzoo de plaats hem aanftond,
wierd’er eene Tent voor hem opgezet: hiér woei
en de zee- en de land-wind regt over hem en hij
betuigde wel te vreden te zijn alhier te wezen.
De Heer b a n é s ,, wiens menschlievendheid hem
twee dagen bij deezen armen Indiaan hield, keerde
den dertigften weder naar de ftad; de aanvallen
van zijne afgaande koorts, die nu eene regelmaa-
tige derdendaagfche geworden was, waren zoo
hevig, dat zij hem, zoo lang zij duurden, van
zij’