jjï9u|p
! I I I
I
Ij
I »
m ]
i I
bitten; eene pligtpleeging deed dra zijne zwaarig-
heid verdwijnen en wij gongen alle te zaamen met
groote vrolijkheid en hartlijkheid aanzitten : gelukkiglijk
hadden wij geen gebrek aan tolken ,
want Dodtor s o l a n d e r en de Heer s poring
verftonden Hollandsch genoeg om het gefprek met
den Heer l a n g e gaande te houden en verfchei-
den der matroozen waren in ftaat om met die inboorlingen,
welke Portugeesch verftonden, te fpree-
ken. Ons middagmaal beftond gevallig uit fchaa-
pen-vleesch en de Koning toonde verlangen om
een Engelsch fchaap te hebben; wij hadden ’er
Hechts een overig, dat hem egter wierd aangeboden
: de gemaklijkheid, waarmede dat verkregen
wierd, moedigde hem aan om eenen Engel-
fchen hond te vraagen en de Heer banks fchonk
hem beleefdelijk zijnen haazenwindhond: De Heer
l a n g e gaf toen te kennen dat een tuur-glas hem
aangenaam zou zijn, en hem wierd terftond een
ter hand gefteld. Onze gasten zeiden ons dat het
eiland overvloed van buffels , fchaapen, varkens
en hoenderen opleverde, van welke men den volgenden
dag overvloed naar hetftrand zou brengen,
opdat wij ’er zoo veele van zouden kunnen koopen
als wij zouden goed vinden: dit maakte ons alle
zeer vrolijk en de drank gong wat fterker rond
dan de Indiaanen of de Sax verdraagen konden;
zij gaven egter hun verlangen te kennen om henen
te gaan voor zij volkoomen dronken waren en wierden
den op het dek, gelijk toen zij aan boord kwamen
, door de zee - foldaaten onder de wapenen
ontvangen. De Koning gaf te kennen dat
hij nieuwsgierig was hen te zien exerceeren,
waarin men hem voldeed en zij deeden drie losbrandingen
: hij keek ’er met groote aandacht
naar en was zeer verwonderd over hunne regel-
maatigheid en fnelheid, voornamelijk in het fpan-
nen van den haan; de eerfte reis dat zij dit deeden
, floeg hij op het boord met een’ ftok, dien
hij in zijne hand had en riep zeer hard uit dat alle
de flooten maar eene tik gaven. Zij wierden met
veele gefchenken heen gezonden en, toen zij vertrokken
, met negen fchooten gegroet: de Heeren
b a n k s en s o l a n d e r gongen met hun mede
en, zoodra zij afdaken, fchreeuwden zij driemaal,
hoezee.
Onze heeren gongen, toen zij aan land kwamen
, met hun naar de ftad, die uit veele huizen
beftaat, waaronder fommige groote; zij zijn evenwel
niets meer dan een afdak, dat boven een planken
vloer ftaat op paaien van omtrent vier voeten
hoogte* Zij bragten wat van hunnen palm-wijn
te voorfchijn, dat het versch ongegist fap van den
boom was; het had eene zoete, maar niet onaan-
genaame fmaak en wij kreegen hoop dat het onze
zieken van de fcheurbuik zoude helpen geneezen.
Kort na dat het donker geworden was keerden de
Heer b ank s en Doétor s o l a n d e r wedernaar
hpfli'4» Den