
 
		oure  bij  gelegen  hadden  om  de  floepen  in  te wag-  
 . ten,  die  van  hunne  post  geraakt  waren,:  namen  
 wij  de  jol  op  het  fleeptouw en  de  pinas  voor ons  
 uit  vaarende,  haalden  wij  de  zeilen  bij en Huurden  
 N.  t. W.  naar enige  kleine  eilanden,  welke  in  
 die  ftreek  lagen;  zij  fcheenen  ten  minden  zoodanig  
 te  zijn;  maar  toen wij  dezelve  naderden,  be-  
 fpeurden  wij  dat  zij  door  een  breed rif aaneengevoegd  
 waren:  hierop  lieten wij  het naar het noordwesten  
 afvallen  en  lieten  die aan  ftuurboord  zijde  
 liggen;  wij  Huurden  tusfchen dezelve en  de  eilanden, 
   die  van  het  land  af lagen,  door,  hebbende  
 eenen  onbelemmerden  doortocht  en  van  vijftien  
 tot  drie en  twintig vademen  water.  Ten  vier uuren  
 ontdekten  wij  enige  laage  eilanden  en  klippen  in  
 het  W.  N.  W.  en  Huurden  ’er  onmiddelijk  naar  
 toe;  ten  half  zeven  ankerden  wij  aan  de  noordoostzijde  
 van  het noordiijkst van  dezelve,  op eene  
 Engelfche  mijl  afHand  en  in zestien  vademen  water. 
   Deezé  eilanden  liggen N. W.  vier  mijlen van  
 Kaap  Grenville  en  om  het  groot  getal  vogelen,  
 die  wij  op  dezelve  zagen,  noemde  ik  die Vogeleilanden. 
   Een weinig  voor zonne - ondergang waren  
 wij  in  het  gezigt  van  het groot land,  dat overal  
 zeer  laag  en  zandig  fcheen,  zig noordwaarts  tot  
 in  het  N.  W.  t.  N.  uitflrekkende,  terwijl  enige  
 banken,  kaden  en  laage  zandige  eilanden  zig  tot  
 in  het N.  O.  uitflrekten. 
 Ten  zes  uuren  ia  den morgenflond gongen  wij 
 wewederom  
 onder  zeil  met  eene  frisfe  koelte  uit het  
 O.  en  wij  flevenden N.  N. W,  naar  enige  laage  eilanden, 
   in  die  flreek  liggende,  maar  wij  waren  
 weldra  genoodzaakt  flerk  bij  den wind opteloeven,  
 om  eene  bank  te  boven  te  zeilen,  die wij  aan bakboord  
 ontdekten,  terwijl  wij  ook  nog andere  ten  
 oosten  van  ons  hadden :  toen  wij  deeze  bank aan  
 lij  omgezeild  waren,  hadden  wij  de  eilanden  wel  
 aan  lij  van  ons,  doch  ziende  enige  banken  van  dezelve  
 uitfleeken  en  enige  klippen  aan  fluurboord,  
 die  wij  niet  ontdekten  voor  wij  ’er  zeer  digt  bij  
 waren,  durfde  ik  niet  te loefwaart van  de eilanden  
 zeilen  en  maakte  dus  een bijlegger,  en  de  pinas,  
 die  vooruit  was,  fein  gedaan  hebbende  om  aan  
 boord  te  koomen,  zond  ik  haar aan  lij  van  de eilanden  
 ,  met  last  om  langs  den  kant van  de bank  
 henen  te  houden,  die  van  de  zuid-zijde van  het  
 zuidlijkst  eiland  uitflak,  terwijl  ik  tegelijk  de j ol  
 uitzond  om  over  de  bank  te  vaaren om  fchildpad-  
 den  te  zoeken.  Zoo  dra  de  pinas op  eenen  voeg-  
 lijken  affland  gekoomen  was,  wendden  wij  voor  
 den  wind  om  en  zeilden  haar na;  terwijl  wij  aan  
 Jij  van  dit  land voor tfle ven den,  namen wij  de  jol  
 op  het  fleeptouw;  zij  hadden  maar  eene  kleine  
 fchildpad  gezien  en  waren  daarom  flechts weinig  
 tijds  op  de  bank  gebleven.  Het  eiland bevonden  
 wij  een  klein  zandig  Huk  lands  te  zijn met  enige  
 boomen  op  hetzelve,  en  wij  konden  veele  hutten, 
   of WQoningen  van  de  inboorlingen,  onderfchei