♦ So t4 >«Vi? 7 0 REIZE RöNÖÖM
maatigheid, die hem ziekten veroorzaakte, wei-
ke een einde van zijn leven maakten.
Wij zetteden onze reis ^‘huiswaarts voort zonder
enig aanmerkenSwaerdig voorval * en in dert
morgen van den negen en twintigften pasfeerderf
Ivij onzen eerften meridiaan, hebbende nu detï
aardbol rond gezeild van bet oosten naai* het wes*
ten en bijgevolg eenen dag verloofen, dien wij té'
Batavia weder bij gerekend hadden.
Den eerften Mey, met het aanbreekert van delf
dag, zagen wij het eiland St. Helena en op defli
middag ankerden wij op de reede voor het fort
James.
Wij verbleeven hier tot den Vierden om ons té
ververfchen en de Heer banks nam dien tijd
\vaar om het eiland geheel rond te reizen en dé
aanmerklijkfte plaatfen op hetzelve te bezoeken.
Dit eiland ligt, als het ware, in het midden
van den groöten Atlantifchen Oceaan, vier honderd
mijlen van de kust van Afrika en zes honderd
van die van Amerika. Het is de kruin van eenen
ontzagchelijken berg, die uit de zee oprijst, welke
op eenen kleinen afftand rondom hetzelve van
eene onpeilbaare diepte is en het is niet meer dan
twaalf mijlen lang en zes mijlen breed.
Men heeft overal, zonder uitzondering, bevonden
dat de brandende bergen het hoogfte gedeelte
waren van de landen, waar zij gevonden worden^
Daar
DE WAERELD. {Mey 1771]
Daar is geen land in de nabuurfchap van de Etna
en Vefuvius dat hooger is dan die brandende bergen;
Hecla is de hoogfte berg in Ysland; daar
zijn veele brandende bergen in de hoogfte deelen
van de Andes in Zuid-Amerika en men weet dat
de Piek van Teneriffe onderaardsch vuur bedekt :
deeze branden nog; maar daar zijn ontelbaare andere
bergen die baarblijklijke tekenen draagen van
vuur, dat thans uitgebluscht is en van den tijd
van onze vroegfte overleveringen uitgebluscht geweest
is; onder deeze behoort St. Helena, daar
de ongelijkheden van'den grond op deszelfs buiten-
fte oppervlakte baarblijklijk de uitwerkingen zijn
van het inzakken yan de aarde; want de tegens
elkanderen over liggende hoogten, fchoon altijd
door diepe 5 en fomtijds breede, valeien vaneen-
gefcheiden, zijn naauwkeurig gelijk in voorkoo-
men en rigting, en dat het inzakken van de aarde
op deeze plaatfen, door onderaardsch vuur veroorzaakt
is, is even baarblijklijk uit de fteenen,
want fommige, bijzonderlijk die in het diepst van
de valeien, zijn bijna tot kolen verbrand: in fommige
zijn kleine blaasjens, gelijk die, welke men
in glas ziet, dat bijna tot fmelten3 toe gegloeid
is en andere, fchoon in den eejften opflag geene
blijken toonende van aan de.werking van eene
groote hitte blootgefteld te zijn geweest, zal men
bij een naauwkeuriger onderzoek, bevinden dat
III. D e e l . Hh klei