
 
		Honden  zij.lHI  en  fcliêenen  te wagtentoc de  groot©  
 «roep  bij  hen  zoude  zijn.  Wij  gongen  in  het water  
 en  waadden  naar  de  floep  en  zij  bleeven  op  
 hunne  post  zonder  ons  verder  te  ftooren.  Zoo  
 dra  wij  in  de  floep  waren,  roeiden  wij  tot  regt  
 over  hen  en  toen bleek het  dat zij  tusfchen  zestig  
 en  honderd  ilerk  waren.  Wij  bekeeken  hen  nu  
 op  ons  gemak  ;  zij  zagen  ’er  'omtrent  even  zoo  
 uit  als  de  Nieuw-Hollanders  ,  zijnde  ten  naasten  
 bij  van  dezelfde  geftalte  en hebbende  het hair  
 kort  afgefneden;  zij  waren  o o k ,  even  als  zij,  
 moeder  naakt;  maar  het  kwam  ons  voor  dat  de  
 kleur  van  hun  vel  niet  wel  zoo  donker  was;  dit  
 zou  evenwel  misfchien  daarvandaan  kunnen  koo-  
 men  dat zij  niet zoo  vuil waren;  geduurende  allen  
 deezen  tijd  tartten'zij  ons  door  fchreeuwen,  en  
 Haken  hunne  vuuren,  vier  of  vijf  te  gelijk,  af.  
 Wat  deeze  vuuren waren,  of tot wat oogmerk  zij  
 moesten  dienen  konden  wij  niet  gisfen:  z ij,  die  
 dezelve  affchooten,  hadden  eenen  korten  flok  in  
 hunne  handen,  misfchien  een  hol  riet,  dat zij  ter  
 zijde  van  zig zwaaiden  en  dan  zagen wij  onmidde-  
 lijk  vuur  en  rook,  even  als  dat  van  eenen  fnap-  
 haan  en  van  geenen  langer  duur.  Dit wonderlijk  
 verfchijnzel  was  ook  van  het  fchip  gezien  en  de  
 fchijn  was  zoo  groot,  dat  het  volk  aan  boord  
 dagt  dat  zij  vuur - wapenen  hadden  en  wij  in  de  
 floep  zouden,  als  wij  niet  zoo nabij  geweest  waren 
 ïen dat Wij  den  flag  gehoord  moesten  hebben,  ge-  
 dagt hebben  dat zij fnaphaanfchooten  deeden  Ca ) . 
 "  Na 
 (a )   In het  hiftorisch  dagverhaal  van Kapitein  kunt er  
 Van  het  voorgevallene  In  Jackfons  Haven  en  op  Norfolk  
 Eiland,  vindt men  eene  omftandigheid Opgetekend,  welke  
 hetgeen  c o o k  hier  verhaalt  zoo  grootlijks  opheldert p  
 dat  ik  niet  kan  nalaaten  die  hier  in  te  lasfchen.  Van  het  
 Hertog  van  Yorcks  Eiland  fpreekende  zegt  hij:  ,,  De  in»  
 ,,  boorlingen  zijn  een  groot,  fterk,  wel gemaakt  volk van  
 »  eene  heldere koper*kleur.  —   Zij maaken  hun  hair  op  
 „   met  het  een  of  ander vet,  of  olie  en  een  wit of rood  
 j)  poeder,  met  welk  zij  het  beftuiven.  Hunne  geele  of  
 ,,  roode  kleur  kan  veroorzaakt  zijn  door  deeze  alge-  
 „   meene  gewoonte  van  zig  te  poederen  ,  want  de  poe»  
 „   der  fchijnt  van  gebrande  fchulpen  of koraal  gemaakt  
 ».  te  zijn  en  is  indedaad  eene  foort  van  kalk  ;  zij  draa^  
 j>  §en  gemeenlijk  eene  kléine  kalebas,  of  een  doosjen:  
 „   vol  van  hetzelve  bij  zig  en,  als  zij  vijandlijkheden  
 „   in  den  zin  hebben,  neemen  zij  dikwerf  eene  zekere  
 „   hoeveelheid  van  dit  poeder  in  de  holte  van  de  hand,  
 „   van  welke  zij  het  met  den  mond  vooruit  blaazen;  dit  
 ,,  heeft  op  eenen  kleinen  afftand  juist  het  voorkoomen  
 „   van  het  affteeken  van  buskruid  en  het  is  ongetwijfeld  
 „   een  teken  van  uitdaaging.  Dit  is  zeekerlijk  ook  ia  
 ,,  gebruik  bij  , het  volk  van  Nieuw  Guinea  ,  want  Kap!»  
 „   tein  cooK  heeft  ’er  gewag  van  gemaakt  en  zegt  dat  
 >1- hij  geIooft  .dat  dit  volk  een  middel  bezit  om  zoo  
 ,,  eensklaps  vuur  voorttebrengen.  Hij  mérkt  ook  aan  
 „   dat  zij  een  hamboes  of  hol  riet  hadden  ,  uit  welk  
 „   hij  vuur  en  rook  zag  voortkoomen ,*  maar  ik  wil  liever  
 „   gelooven  dat  cfe  gisling  van  vuur  gezien  te  hebben  
 S  3  j)  el5