
 
		hebbende,  tot  middernacht  bijlagen,  toen  wij  
 weder  N.  N.  O.  aan  ftevenden.  Des  morgens  ten  
 vier  uuren  hadden  wij  honderd  en  vijf  en  dertig  
 vademen  en,  toen  de  dag  aanbrak,  befpeurde  ik  
 dat  ik  veel verder noordwaarts  en van wal afgeraakt  
 was dan  ikverwagthad  uit  de  koers,  die wij duurden  
 ;  want  wij  waren  ’er  ten minden  zeven mijlen  
 van  af;  ik  loefde  ’er  dan  N.  W.  t.  W.  naar  toe  
 met eene  frisfe  koelte  uit  het Z.  Z.  W.  Het  land*  
 dat den  nacht  tevooren  verst noordwaarts was,  lag  
 mu  Z.  Z.  W.  op  den  afdand  van  zes  mijlen en  ik  
 gaf  het  den  naam  van  Kaap Mareton,  zijnde hec  
 de  noordlijke  punt  van Mor et ons -Baai j  het  ligt  
 op  i6°  56' Zuider Breedte  en  op  206°  28' Lengte.  
 Van  Kaap  Moreton  drekt  het  land  westwaarts  
 verder  dan men zien  kan,  want  daar  is eene  kleine  
 ïuimte,  daar  nu  geen  Jand  meer  in  het  gezigt  is  
 en  fommige  aan  boord,  ook  opgemerkt hebbende  
 dat  de  zee  bleeker dan  naar  gewoonte  was,  waren  
 van  gedagten  dat  Moretons-Baai  in  eene  rivier  
 liep ;  wij  hadden  hier  vier  en  dertig vademen  water  
 en  eenen  fraaien  zand-grond:  dit  alleen  kon  
 de  verandering,  die men  in  de  kleur  van het water  
 waargenoomen  had, voortgebragt  hebben;  en  het  
 was  in  geene  deden  noodzaaklijk  eene'  rivier  te  
 onderftellen,  om  reden  te  geeven waarom  hetland  
 in  het  diepst  van  de baai niet  zigtbaar was;  watft  
 onderfteld  zijnde  dat  het  land  zoo  laag  ware  als  
 wij  wisten dat  het  op  honderd  andere  plaatfen  van 
 de 
 de  kust  was,  zou  het  onmogelijk geweest  zijn  het  
 van  de plaats daar  het  fchip  was  te zien;  zoo egter  
 enig  zeevaarer  in  het  vervolg  lust mogt  hebben  de  
 vraag  te  bellisfen  of  ’er  op  deeze  plaats  al  o f  
 niet  eene  rivier  zij,  dat de wind  ons  niet  toeliet  te  
 doen,  kan  de  plaats  altoos  gevonden  worden  aan  
 drie  bergen,  die  ten  noorden  van  dezelve  liggen  
 op  de Breedte van  26°  53'.  Deeze  bergen  liggen  
 maar  een  weinig  naar  binnen  ’s  lands  en  niet  verre  
 van malkanderen:  zij  zijn  aanmerklijk wegens hunne  
 zonderlinge  gedaante,  die  zeer  veel  naar  eene  
 glas - blazerij  gelijkt  om  welke  reden  ik  dezelve  
 de Glasblazerijen  ( the  Glas - hou fes )   genoemd  
 heb;  de  noordlijkfte  van  de  drie  is de hoogde  
 en  grootfte:  daar  zijn  nog  verfcheiden  andere  
 puntige  bergen  binnen  ’s  lands  ten  noorden  van  
 deeze,  maar  zij  zijn  op  verre  na  zoo  aanmerkens-  
 waerdig  niet.  Op  den  middag was  onze Breedte,  
 bij  waarneeming,  26°  28'  Z.  dat  tien  Engelfche  
 mijlen  meer noordwaarts was  dan  volgens  de  lo g,  
 eene  omftandigheid,  die  te  vooren  op  deeze  kust  
 nog niet had plaats gehad;  onze  Breedte  was  ao6° 
 46\  Op  deezen  tijd  bevonden  wij  ons  tusfchen  
 twee  en  drie  mijlen  van  land  en  hadden  vier  en  
 twintig  vademen  water.  Eene  laage  fteile  punt,  
 de  zuidlijke  kaap  van  eene  rondachtige  baai,  lag 
 N, 
 ( a)  De Glas • blazerijen  zijn  in  Engeland  van  eene ke»  
 gelvormige  gedaante.  V ertaales , 
 B   3