
 
		i ; o   \_Aug.  1770]  R E I Z E   R O N D O M 
 voeten.  Bij  nieuwe en  volle maan  is het  tusfchen  
 negen  en. tien uuren hoog water:  ik moet  ook  alhier  
 herinneren  dat  dit  gedeelte  van  de  kust  zoo  
 met  banken  bezet  is  ,  dat  zulks  de  haven  nog  
 moeijelijker maakt om  aantedoen;  men  nadeit dezelve  
 veiligst  uit  het  zuiden,  geftadig  digt  langs  
 de  kust  zeilende.  Derzelver ligging  kan  altijd gevonden  
 worden  door  de Breedte,  die  zeer  naauw-  
 keuriglijk  is  opgegeeven.  Boven de  zuidlijke punt  
 is  enig hoog  land,  maar de  noordlijke punt wordt  
 gevormd  door  een  laag zandig ftrand,  dat  zig omtrent  
 drie Engelfche  mijlen  noordwaarts  üitftrekt,  
 daar het  land wederom  hoog begint  te  worden. 
 De  voornaamfte  ververfching,  die  wij  hier  bekwamen  
 ,  was  fchildpad;  dan  alzoo  zij  niet  te  krijgen  
 waren  dan met vijf mijlen verre  in  zee  te  gaan  
 en  het  weder  dikwijls  (lormachtig  was  ,  hadden  
 wij  geen’  overvloed  van  deeze  lekkernij:  die wij  
 vongen wierden,  zoo wel  als de  viseh,  altoos gelijklijk  
 onder  ons  bij  het  gewigt verdeeld,  en de  
 geringde matroos  aan  boord  kreeg  zoo veel als ik;  
 ik  geloof dat  alle  bevelhebbers,  op  zulk  eene  reis  
 als  deeze,  zig  ’er  wel  bij  zullen  bevinden  deeze  
 regel  te  volgen.  Op  verfcheiden  plaatfen  van  de  
 zandige  ftranden  en  op  de zand - duinen  aan  de  zqe  
 vonden wij  porcelein  en  eene  foort  van  boon,  die  
 op  eene  Heel  groeit,  welke  langs  den  grond  
 kruipt:  de  porcelein  vonden  wij  zeer goed als  zij  
 gekookt  was  en  de  boonen  zijn  ook  niet  te  verachten  
 ;  want  zij  waren  ons  van  grooten  dienst  
 voor  onze  zieken:  de  beste groente  egter die  hier  
 te  bekoomen  was,  waren  de  toppen van  de  coc-  
 cos,  van  welke  ik  reeds melding  gemaakt  heb  als  
 in  de West-Indieën  bekend  zijnde  onder  dennaatn  
 van  Karaïbifche  kool  :  deeze  waren  ,  naar  ons  
 dagt,  niet  veel  minder  dan  fpinnagie,  naar welke  
 zij  in  fmaak  enigzints  gelijken;  de wortels  zijn wel  
 niet  goed  ,  maar  zij  zouden  waarfchijnlijk  door  
 eene  behoorlijke  aankweeking  verbeterd  kunnen  
 worden.  Zij  worden  hier  voornamelijk  in mod-  
 derachtige  gronden  gevonden.  De  weinige  kool-  
 palmboomen,  die wij  ontmoeteden,  waren,  over  
 het  algemeen,  klein,  en  gaven  zulke  kleine  kooien  
 ,  dat  het  der moeite  niet waerdig was  naar dezelve  
 te zoeken. 
 B^halven  de  kanguroo  en  de oposfum,  van welke  
 reeds  gefprooken  is,  en  eene  foort  van  bont-  
 fem,  zijn  ’er  ook  wolven  op  dit  gedeelte van  de  
 kust,  zoo  wij  niet  bedrogen  wierden  door  het  
 fpoor  op  den  grond,  en  verfcheiden  foorten  van  
 (langen;  fommige  van  de,  (langen  zijn  fenijnig en  
 andere  onfchadelijk;  daar  zijn  hier  geene  andere  
 tamme  dieren  dan  honden  en  van  deeze  zagen wij  
 jlechts  twee  of  drie  ,  die  dikwijls  bij  de  tenten  
 kwamen  om  de  beenen en brokjens die  daar lagen,  
 optezoeken.  Daar  fchijnt  ook  geen  een  dier  in  
 menigte  te  zijn  dan  de  kanguroo;; andere zagen wij  
 naauwlijks  meer  dan  eens,  maar  deeze  ontmoeteden