
 
		inwooners  van Terra del Fuego  vuur maaken door  
 het  (laan  van  vonken  uit  fteenen  en  dat  de  gelukkiger  
 inboorlingen  van  dit  land,  Nieuw  Zeeland  
 en  Otahiti  het  vóórtbrengen  door  het  wrijven  
 van  de  eene  brandbaare  zelfftandigheid  tegens  
 de  andere:  is  ’er  dan  niet  enige  reden  om  te  onderzeilen  
 dat  deeze  verfchillende  bewerkingen  
 overeenkoomen  met  de wijze,  op welke het  geval  
 vuur  heeft  voortgebragt  in  de nabuurfchap  van  de  
 verzengde  en  koude  luchtftreeken ?  Men  kan  niet  
 onderftellen  dat,  onder de  ruuwe  inwooneren van  
 een  koud  land,  eene  kunstbewerking  of eene  toevalligheid  
 zoo gemaklijk vuur hebbe  kunnen vóórtbrengen  
 door wrijving  als in  eene  luchtftreek,  daar  
 alles  heet,  droog  en  brandbaar  en  van  een  verborgen  
 vuur  zwanger  i s ,  dat  door  eene  geringe  
 beweeging  konde  te  voprfchijn  gebragt worden;  
 het  is  dan  ook  natuurlijk  te  onderftellen  dat  het  
 vuur  in  een  koud land zij  voortgebragt door de toevallige  
 botfing  van  twee metaalachtige  zelfftandig-  
 heden  en  om  die  reden  wierd  in  een  koud  land  
 hetzelfde middel gebezigd om  het met opzet voort-  
 tebrengen;  maar in heete  landen,  daar twee brandbaare  
 zelfftandigheden gemaklijk door wrijving  ontbranden, 
   is  het waarfchijnlijk  dat  de wrijving  van  
 diergelijke  zelfftandigheden  eerst  vuurvoorgebragt  
 hebbe,  en  hi§r  was  het  dan  ook  natuurlijk  dat de  
 konst  dezelfde  bewerking  volgde  met  inzigt  om  
 dezelfde  uitwerking  yoorttebrengen,  Het  kan  wel 
 WP.f 
 waar  zijn  dat  het  vuur  nu  in  veele  koude  landen  
 door  wrijving  worde  voortgebragt  in  veele  heete  
 landen  door  liaan  ;  maar  daar  zal  bij  onderzoek  
 misfchien  aanleiding  zijn  om  te  gelooven  dat  dit  
 van de gemeenfchap van het eene land  met het ander  
 gekoomen  is en  dat met  opzigt  tot  de  oorfprong-  
 lijke  voortbrenging  van  vuur  in  heete  en  koude  
 landen  het  onderfcheid  wel  gegrond  is. 
 Daar  zal  misfchien  enige  reden  zijn om  te  onderftellen  
 dat  de  menfchen  trapswijze  bekend  
 zijn  geworden  met  den  aart  en  de  uitwerkingen,  
 van  het vuur,  door  deszelfs  aanhoudende  aanwezigheid  
 in  eenen  brandenden  berg,  alzoo  ’er  in  
 bijna  alle  deelen  der waereld overblijfzels van  brandende  
 bergen,  of fpooren van  derzelver uitwerkingen  
 gevonden  worden  :  van  eenen  brandenden  
 berg  kon  men  egter  geene  andere wijze  van  vuur  
 voorttebrengen  leeren  dan  bij  mededeeling  ;  de  
 voortbrenging en  het  gebruik  van  vuur  fchijnt  dan  
 voor  den  nieuwsgierigen  nog overvloedige  ftof tot  
 befpiegeling  opteleveren. 
 De  wapenen van  dit volk  zijn  fpeeren  of lanfen  
 en  deeze  zijn  van  verfchillende  foorten  :  enige,  
 die wij  op  het zuidlijk gedeelte  van  de  kust zagen,  
 hadden  vier  takken,  met  punten  van  been  en  met  
 weêrhaaken;  de  punten  waren  ook befmeerd met  
 eene  harde  harst,  die  dezelve  glad maakte  en  dieper  
 deeden  ingaan  in  het  geen  zij  troffen.  Ten  
 noorden  heeft  de  lans  maar  eene punt;  de  fteel  is 
 Q  4