liggen en daar is een kleine ftroom van zoet
water; ik wilde het meir in roeijen, maaf
wierd daar in verhinderd door banken. Wij vonden
verfcheiden poelen en moerasfen van zout water,
in welke* gelijk ook aan de kanten van het
rpeir, de waate Mangles-boomen groeijen, gelijk
die welke in de West Indieen gevonden worden
en de eerfte van die foort, welke wij gezien
hadden. In de takken van deeze Mangles-booraen
waren veele nesten van eene aanmerkenswaerdige
foort van mieren, die zoo groen als gras waren;
als men aan de takken fchudde , kwamen zij in
groote menigte te voorfchijn en firaften dengeenen,
die hen geftoord had, met eene beet fcherper dan
wij immer te vooren van die foort van dieren ondervonden
hadden. Wij zagen op deeze Mangles-
boomen ook kleine groene rupfen in groote menigten
: hun lijf was dik met hair bezet en zij waren
naast elkanderen op de bladeren gefchikt als
een gelid van foldaaten tot twintig of dertig bij
elkanderen : als wij haar aanraakten, bevonden
wij dat het hair op hun lijf de hoedanigheid van
netels had en ons eene veel fcherper, fchoon minder
duurzaame, pijn veroorzaakte. J-Iet land is
alhier baarblijklijk flegter dan omtrent Botanie
Baai .* de grond is droog en zandig; maar het
hangen van de bergen is bedekt met boomen * die
elk op zigzelve groeijen, zonder kreupelhout’er
onder. Wij vonden hier den boom, die eene gom
als
ais draaken bloed voortbrengt; maar dezelve was
enigzints verfchillende van de boomen van dezelfde
foort, die wij te vooren gezien hadden, want
de bladeren zijn langer en hangen neder als die
Van de treurwillig. Wij Vonden’er ook veel minder
gom op, hetgeen tegens het gemeen gevoelen ftrijdt
dat, hoe heeter de Jugtflreek is, hoe meer gom
’er uitfijpelen zoude. Op eene plant, die eene geele
gom opleverde, was ook minder dan op dezelfde
foort van plant in Botanie Baai. Tusfchen de
banken en zand- plaaten zagen wij veele groote
vogelen, in het bijzonder enige van dezelfde foort,
die wij in Botanie Baai gezien hadden , veel
Zwaarer dan zwaanen , die wij voor pelikaanen
hielden; maar zij waren zoo fchuuw, dat wij hen
niet binnen fchot konden krijgen. Op ftrand zagen
wij eene foort van Trapganzen, van welke wij
eene fchooten; zij was zoo groot als een kalkoen
en woog zeventien en een half ponden. Wij bekenden
alle eenpaariglijk dat hij de beste vogel
was, die wij gegeeten hadden zedert wij uit Engeland
vertrokken waren en wij noemden , ter
eere van dènzelven, den inham Trapgans Baai.
Zij ligt op 240 4 ' Breedte en op 208° 18' Lengte.
De zee fcheen rijk van visch te zijn; maar ongelukkiglijk
fcheurden wij, op den eerften trek, onzen
zegen geheel in Hukken: op de modder-banken
, onder de Mangles - boomen , vonden wij
ontallijke oesters van verfchillende foorten, onder