
 
		dedigd.  Men zeide  ons  ook dat  het eiland in  ftaat  
 was,  om,  binnen  zteer  korten  tijd,  7300  ftrijd-  
 baare  mannen,  met  fnaphaanen,  fpeeren,  lanfen  
 en beukelaars  gewapend,  opteleveren.  Van  dee-  
 ze  magt  zeide  men  dat  Laai  2600,  Seba  2000,  
 Regeeua  1500,  Timo  800  en Masfara 400 leverden. 
   Behalven de reeds genoemde  wapenen  is elk  
 man nog voorzien van  eene lange oorlogs - bijl, naar  
 een  fnoeimes gelijkende,  uitgezonderd  dat zij  eene  
 regte  fnede  heeft  emveel  zwaarer  is:  dit  moet,  
 in  de  handen  van  volk,  die  moeds  genoeg  hebben  
 om  met eenen  vijand  hand  aan  hand  te  flaan,  
 een  vreeslijk wapen  zijn  en  men  zeide ons dat  zij  
 zoo behendig waren met  hunne  lanfen,  dat  zij  die  
 op  den  afftand  van  zestig  voeten,  zoo  juist  konden  
 werpen,  dat zij  een man  het hart  doorboören  
 en  met  zulk  eene  kragt,  dat  zij  geheel  door  het  
 lighaam  gaan. 
 In hoe  verre  nu  dit  bericht  van  de  krijgs - dapperheid  
 van  de  inwooneren  van  Savu  waar  zij,  
 kunnen  wij  niet  op  ons  neemen  te  bepaalen;  
 maar,  geduurende ons verblijf,  zagen wij  ’er geen’  
 fchijn  van.  Wij  zagen,  weliswaar,  op het  ftad-  
 huis,  omtrent  honderd  fpeeren  en  beukelaars,  
 welke  gediend  hadden  om  het  volk  te wapenen,  
 dat afgezonden  wierd  om  ons  op  de  handelplaats  
 bevreesd  te  maaken;  maar  zij  fcheenen  het  uit-  
 fchoi  van ©ude tuighuizen  te  zijn;  geene  twee waren  
 van hetzelfde maakzel  of dezelfde  lengte, want  
 .  fom-. 
 fommige waren  zes en andere  zestien  voeten lang;  
 wij  zagen  ’er  geene  lanfen  onder,  én,  wat  de  
 fnaphaanen  belangt,  fchoon  zij  van buiten  fchoon  
 waren,  waren  zij  egter  door  de  roest van  binnen  
 vol  gaten  gevreten,  en  het  volk  zelf  fcheen  zoo  
 weinig krijgstucht  te  kennen,  dat  zij  als een wanordelijke  
 hoop  trokken,  terwijl  ieder  van  hun,  
 in  plaats  van  een  beukelaar,  een’  haan,  wat  to-  
 bak,  of  andere  diergelijke  waaren  droeg,  welke  
 hij  bij  die  gelegenheid  medebragt  om  te  verkoo-  
 pen  en weinige  of geene  van  hunne  patroontasfen  
 waren  met  kruid  of lood  voorzien,  fchoon  ’er  een  
 ftukjen  papier  in  het gat  was geftooken om  ’er  den  
 fchijn  van  te  vertoonen.  Wij  zagen  enige  weinige  
 draai-basfen  en  pateraros  op  het  ftadhuis  en  een  
 ftuk  kanon  voor  hetzelve,  maar  de  draai-basfen  
 en  pateraros  lagen  buiten  hunne  affuiten  en  het  
 ftuk  kanon  lag  op  een’  hoop  fteenen,  bijna  verteerd  
 van  de  roest,  met  het  laadgat naar beneden,  
 misfchien  om  deszelfs  wijdte  te  verbergen,  die  
 mogelijk  weinig  minder  dan  die  van  den  mond  
 was. 
 Wij  konden  niet ontdekken dat’er,  bij  dit volk,  
 -enige  rang  van  onderfcheiding  was  tusfehen  den  
 Raja  en  de  land-eigenaars  :  de  land - eigenaars  
 wierden  geëerd  naar  maate van hunne bezittingen;  
 de  laage  rangen  beftaan  uit  handwerks - lieden,  arme  
 arbeiders  en  flaaven.  De  flaaven  zijn,  even als  
 de  boeren  in  enige  landen  van  Europa,  aan  het  
 X  5  land