- Toen de dag aanbrak, haalden wij dè zeilen bij;
^Caap Mcnigvoitd lag Z. t, O, agc mijlen van ons,
en de eilanden , welke ik den avond te vooren
voorbij gevaaren was, waren vier Engelfche mij-
len in dezelfde flreek van ons. Het verst punt
van het groot land, dat voor ons zigtbaar was, lag
N. 67 W. twee en twintig Engelfche mijlen van
ons; maar wij konden ten Noorden van die flreek
verfcheiden eilanden zien. Des voormiddags ten
.pegen uyren bevonden wij ons over de punt, wek
ke ik 'Kaap Ttrwnshend noemde. Zij ligt op 2a0
15' Breedte en op 209° 4 3 'Lengte ; het land is
hoog en elfen en eer kaal dan boschachtig. Ten
Noorden van dezelve liggen verfcheiden eilanden
pp den afftand van vier of vijf Engelfche mijlen in
zee; drie of vier mijlen naar het Z. O. vormt de
kust eene haai, agter in welke een kanaal of haven
fcheen te zijn. Ten Westen van de Kaap llrekt
het land Z, W. | Z. en vormt aldaar eene zeer
groote haai, die naar het Oosten draait en waar-
fchijnlijk met het kanaal gemeenfehap heeft, en
het land van de Kaap tot een eiland maakt. Zoo
dra wij deeze kaap rond gevaaren waren, loefden
wij wetsvvaarts op om binnen de eilanden te geraa-
ken, die in groot getal in de baai verfpreid liggen,
en die zig in zee uitflrekken zoo verre het
oog reiken kon zelfs uit den top van de mast;
deeze eilanden verfchillen en in hoogte en in omr
frek van elkanderen, zoo dat, fchoon zij zeer
ta|-.
talrijk zijn, egter geene twee naar elkanderen gelijken.
Wij hadden niet lang fcherp bij den wind
gehouden of wij kwamen in ondiep water, dat ons
verpligtte in eens te wenden om het te vermijden.
Eene floep vooruit gezonden hebbende, hielden
wij W. t. N ., terwijl wij veele eilandjens, klippen
en banken tusfehen ons en het groot land lieten
en veele die grooter waren tusfehen ons en de
open zee 5 wij peilden tot digt bij den middag
van veertien tot zeventien vademen , wanneer
de floep fein deed dat zij ondiep water vond;
hierop loefden wij oostwaarts op, maar vervielen
in eens op drie en een vierde vademen; wij lieten
onmiddelijk het anker vallen, waar voor het
fchip op draaide met alle zeilen bij. Toen het
fchip gezwaaid was, hadden wij vier vademen met
eenen flegten zandgrond en vonden een fterk getij
naar het N. W. t. W. \ W. gaande, met de
fnelheid van ten naasten bij drie Engelfche mijlen
in een uur, door welke wij zoo fchielijk op de
bank gedreven waren. Onze Breedte was bij
waarneeming sa9 8' Z. Kaap Townshend lag O.
16 Z. dertien Engelfche mijlen van ons en het
westlijkst gedeelte van het groot land, dat in het
gezigt was, ,W. \ N. Te deezen tijd lagen ’er
veele eilanden rondom ons.
In den agter middag, rondom het fchip gepeild
en bevonden hebbende dat ’er water genoeg was
pm het over de bank te brengen, ligteden wij
E 5 het