Hfiir
11!
I
V lil
IJ
$58 [ m 1 7 7 0 JR E I Z E R O N D O M
Wij begaven óns terftond ten huize van den
Heer ï-e ï t h , den eenigften Engelschman van
enig aanzien, die hier woont; hij ontvong ons
zeer beleefd en vroeg ons op het middagmaal ï wij
verzogten deezen Heer ons te onderrigten hoe wij
ons zouden voorzien van huisvesting en andere
noodwendigheden, zoo, lang wij aan land zouden
blijven en hij zeide ons dat ’er een logement was,
dat op last der regeering gehouden wierd, daar
alle kooplieden en vreemdelingen verplicht waren
%e woonen, en dat zij een half ten 'honderd, van
de waarde van hunne goederen voor pakhuis - huur
betaalden, dat de meefter van het huis hun bezorgen
moest; maar dat w ij, alzoo wij in een K o
nings fchip kwamen, de vrijheid zouden hebben te
woonen waar wij wilden, mits verlof van den
Gouverneur verzoekende, dat ons niet geweigerd
zou worden. Hij zeide dat het voor ons beter
koop. zoude uitkoomen een huis. in de ftad te huu-e
ren en onze eigen bedienden aan land te katen
koomen, als wij iemand hadden, op welken wij
vertrouwen konden, om onze levensmiddelen te
koopen; doch alzoo dit het geval niet was, wijl
wij niemand bij ons hadden die de Malekfche taal
kon fpreeken, beflooten onze Heeren in het lo-*
gement te gaan. Daar wierden dan aanftonds kamers
in het logement gehuurd en daar wierd ge-
boodi'ehapt dat wij ’er dien nacht (kapen zoiv?
4en.
Ten
D E W A E R E L D. [O#, iffb] 359
Ten vijf uuren in den agiermiddag wierd ik
bij den Gouverneur Generaal binnen geleid, die
mij zeer beleefd ontvong; hij zeide mij «lat ik alles
zou krijgen wat ik nodig had en dat mijn ver-
zoekfchrift des anderen daags ’s morgens bij den
Raad zou ingediend worden , daar ik verzogt wierd
mij te vervoegen.
Omtrent negen uuren hadden wij eene vreeslijke
bui van donder, blikzem en regen, in welke
de gr o o te mast van een van de Hollandfehe Oost-
Indifcho fehepen in twee gefpleeten en bij het dek
afgeffaagen wierd; de gr00te (leng en bram-(leng
wierden geheel aan (frakken geflaagen; daar was eene
ijzeren fpil op de bram - (leng van de groote mast,
die waarfchijnlijk den (lag af voerde. Dit fehrp
lag niet meer dan twee kabels lengten van het ons
en wij zouden, naar alle waarfchijnlijkheid, hetzelfde
lot ondergaan hebben, zoo wij niét even
te voören de elektriëkê keten aangehangen hadden,
die den blikzem over de zijde van het fchip
afleidde; doch fchoon wij vrij van den blikzem
kwamen, wierden wij egter door den Dag als door
eene aardbeeving gefchokt, en de keten vertoonde
zig tegelijk als eene lijn van vuur: eene fcbild-
wagt was juist bezig om zijnen fhaphaan te kaden
en de fchok floeg den (iiaphaan uit zijne hand en
brak de laadflok. Ik kan bij deeze gelegenheid
niet nakaten erndig aantebêveelen dat men aan elk
fchip zulke ketenen hange, w$Uie ook deszelfa
Z 4
m*. V
( f i
1
j
8 1 FM| 1r 'g
I
U 'h
m
-*S
mm