dezelve te gaan zien: met dit inzigt vertrok hij den
elfden in den morgen, verzeld van den tweeden
Luitenant pn, alzoo hij enige reden had om te denken
dat zijn bezoek den in wooneren niet aangenaam
zoude zijn, zeide hij het; volk, dat hij ontmoetede,
terwijl hij langs het ftrand gong, dat hij planten
zogt, hetgeen ook waar was. In omtrent twee
uuren kwamen zij aan eene plaats, daar vier of
vijfhuizen ftonden, en eenen ouden man ontmoetende
, vraagden zij het enige vraagen te doen omtrent'de
flad. Hij zeide dat die nog verre af lag;
maar zij Ijeten zig van hunne onderneeming niet
affchrikken tot dat hij, ziende dat zij hunne reis
vervolgden, zig bij hen voegde en mede gong. Hij
tragtede verfcheiden reizen hen van den weg te
helpen, maar te vergeefsch, en eindelijk kwamen
zij in het gezigt van de huizen. Toen hielp
hen de man goedfehiks voort en bragt hen in de
ftad. Haar naam is Samadang; zij beftaat uit
omtrent vier honderd huizen en is door eene rivier
van brak water in twee deelen verdeeld, van welke
liet een de oude, en het ander de nieuwe ftad
genaamd wordt. Zoo dra zij de oude ftad in traden,
ontmoeteden zij verfcheiden Indiaanen, welke
zij op de handel - plaats gezien hadden, en een
van hun nam aan hen naar de nieuwe ftad over te
vaaren voor twee Huivers den man. Toen het ac-
coord gemaakt was, kwamen ’er twee zeer kleine
fehuitjens voor den dag, waarin zij ftapten; de
fchuitfehuitjens
wierden naast elkanderen gelegd en aan
malkaêr vast gemaakt, eene voorzorg, die vol-
ftrekt npodzaaklijk was om te beletten dat zij niet
.omfloegen, en dus voeren zij behouden over,
fchoon niet zonder enige moeijelijkheid: toen zij
in de nieuwp ftad aan land ftapten, ontvong het
volk hen met groote yriendfehap en wees him de
huizen van hunnen Roning en van de vqornaam-
fte, die in dit djftri<ft zijn; vyeinige egter waren
open, want het volk had te deezen tijd zijn verblijf
in de rijst-velden gaan houden, om den
oogst tegens de vogelen en aapen te befchutten,
doqr welke hij anderszints zou vernield geworden
zijn. Toen hunne nieuwsgierigheid voldaan was,
huurden zij eene groote zpil-fchuit voor twee
ropijen, ftie hen nog tijds genoeg aan het febip
terug bragt om mede van een van de hartjens het
middagmaal te houden, \yeegende Hechts veertig
ponden., dat. den dag te vooren gekogt, en zeer
goed en Happig vleesch was. -
Wij begaven ons in den avond naar land, om
te zien hoe het volk, dat bezig was hout en water
te haaien, vorderde en wierden onderrigt dat
ser eene bijl geftoolen was. Alzoo het over het
hoofd zien van deezen misflag hen zoude hebben
kunnen aanmoedigen om meer diergelijke te bedrijven
, vervoegden wij ons aanftonds bij den Ko-
ning, die, na enige woorden-wisfeling , beloofde
dat de bijl des morgens, zqude terug gegeeven
wor