I ! j!
Bi j l l i l
I I i l i
'Hl LlUifil
1
eenen ouden Indiaan; welken wij, alzoo hij enig
gezag fcheen te hebben , onder ons den eerden
minister genoemd hadden; om deezen man in
ons belang overtehaalen , fchonk ik hem een
tuur-glas , maar ik zag niets op de markt dan
eenen kleinen buffel. Ik vroeg naar den prijs en
men eischte mij vijf guineas: dit was tweemaalen
zoo veel als hij waard was; ik bood egter drie,
5t welk ik kon merken dat de man, met welken ik te
doen had, eenen goeden prijs rekende; maar hij
zeide dat hij den Koning moest zeggen wat ik geboden
had, voor hij het aanneemen konde.
Daar wierd terftond een bode naar Zijne Majefteit
gezonden, die kort daarop wederkwam en zeide dat
de buffel voor niet minder dan vijf guineas verkogt
mogt worden. Deezen prijs weigerde ik vol-
flrekt te betaalen en toen werd ’er weder een andere
bode gezonden met bericht van mijne weigering;
deeze bleef langer weg dan de eerde en, terwijl
ikzijne terugkomst afwagtede, zag ik , tot mijne
groote verwondering , Doétor s o l an d e r uit
de ftad koomen, gevolgd van meer dan honderd
mannen, fommige met fnaphaanen, andere met
lanfen gewapend. Toen ik vroeg wat de meening
van deeze vijandelijke vertooning ware, zeide de
Dottor mij dat de Heer l a n g e hem eene bood-
fchap van den Koning vertolkt had , houdende
dat het volk met ons niet handelen wilde, omdat
wij geweigerd hadden het meer dan de halve
waarbaarde
van hetgeen zij te koop hadden te gee-
Ven; en dat het ons niet geoorloofd zou zijn langer
te handelen dan deezen dag. Behalven de
officieren, die deeze bende geléiddpn, kwam ’er
öok nog een man mede, die te Timor van Portu-
geefche ouderen geboren was en die wij naderhand
ontdekten dat eene foort Van amptgenoot
van den HollandfchenfadtoorWas; door deezen man
wierd hetgeen zij voorgaven des Konings bevel te
zijn aan mij overgebragt; het was van denzelfden
inhoud als dat, hetwelk Doflor sol a n d e r van
l a n g e ontvangen had. Wij waren alle vast vart
gedagten dat dit enkel eene konftenarij van de
facdoors was om ons geld aftepersfen, waartoe wij
reeds waren voorbereid door het bericht van
eenen brief van Concordia; en terwijl wij aarfel-
den wat te doen, begon de Portugees, opdat hij
Zijn oogmerk te fchïelijker bereiken konde, het
volk, dat hoenderen en fyroop aangevoerd had,
en andere, die nu met buffels en fchaapen aan kwamen,
wegtedrijven. Op dit tijdftip floeg ik het
oog op deh ouden, welken ik dien morgen een
tuur-glas gefchonken had, en ik meende aan
zijn gezigt te zien dat hij niet hartlijk goed keurde
hetgeen ’er gefchiedde; ik nam hem dan bij
dë hand eri bóöd hem eenen ouden fabel aan.
Dit deed ohmiddelijk de fchaal ten onzen voor-
deele overdaad; hij ontvong den fabel met eene
Vervoering van blijdfchap en denzelven over den
V s druk