«1 vier duimen dik was; als degeene die volgden
hunne beurt afgewerkt hadden en nu ook afgemat
waren, wierpen zij zig insgelijks daar neder en de
andere reezen weder op en vernieuwden hunnen
arbeid; dus verpoosden zij elkanderen tot dat een
toeval bijna in eens een eind van hunne poogingen
zoude gemaakt hebben. Tusfchen de planken,
waarmede de binnen zijde van den bodem van het
fchip bekleed is, en de buitenfte planken is eene
ruimte van omtrent agttien duimen: de man, die
tot hiertoe bij de pomp geftaan had om de diepte
van het water, te peilen, had het flechts tot op
den eerften vloer gepeild en gaf de maat daarnaar
op ; maar, deezen afgelost zijnde, rekende de
man, die in zijne plaats kwam, de diepte tot de
onderfte planken, waardoor het in weinige minmi-
ten agttien duimen op de pompen fcheen gewonnen
te hebben , zijnde het onderfcheid tusfchen
den buitenften en binnenften bodem. Hierop was
zelfs de kloekmoedigfte op het punt om zijnen arbeid
met zijne hoop te laaten vaaren en het ftond
gefchapen dat alles binnen enige minuuten in alle
de verwarring, die de wanhoop verzelt, zoude gedompeld
worden. Maar dit toeval, hoe vreeslijk
in zijne eerfte gevolgen, was de aanleidende oorzaak
van ons behoud: de dwaaling wierd ras ontdekt
en de blijdfehap, die elk aanftonds gevoelde
van zijnen toeftand beter te bevinden dan hij gevreesd
had, werkte als eéne betovering en fcheen
hem
hem vast te doen gelooven dat ’er naauwlijks enig
gevaar meer was. Een nieuw vertrouwen j eene
nieuwe hoop , hoe veel of weinig dan ook gegrond,
gaf hun nieuwe kragten en fchoön onze
toeftand nog dezelfde was als toen het volk eerst
in zijnen arbeid begon te Verflappen door vermoeidheid
en moedeloosheid, vernieuwde het nu
zijne poogingen met zoo veel moed en ijver, dat
het ’er, vóór agt-üuren in den morgen, zoo verre
af was dat het lek op de pompen zoude gewonnen
hebben ,; dat de pompen aanmerklijk op het lek
gewonnen hadden. Ieder iprak mj van het fchip
in de eéne o f andere haven te brengen als eene
zaak waaraan niet te twijfelen was en, alzoo wij
nu enige aan de pompen konden misfen, wierden
zij gebruikt om de ankers te ligten; het ftrootn-
anker en best boeg-anker hadden wij reeds aan
boord ;■ maar hét was ons ónmogelijk het klein
boeg-anker te krijgen en het wierd met een geheel
kabel gekapt: wij verlooren ook het kabel
van het ftroom - anker op de klippen ; maar in onzen
toeftand waren dit beuzelingen, die naauwlijks
onze. aandacht wekten. Ons naaste werk was
nu den fokke-fteng op te rigten, de fokke-raa weder
opteheisfen en het fchip naar het zuid-oosten
te boegfeeren en ten elf uuren, wanneer wij een
koeltjen uit zee hadden,; gongen wij weder onder
zeil en ftuurden naar land.
Het. was egter onmogelijk den arbeid, waardoor