
 
		Jzijne zinnen  beroofden,  en  hem  zoo  zwak  Ijereh*  
 dat  hij  naauwlijks  in  ftaae  was  de  trappen  aftekrui-  
 jpen:  te  deezen  tijd nam  de ongefteldheid van Doe*  
 tor s o l a n d e r   insgelijks  toe  en  de Heer jwonk*  
 ir o u s e   ,  de Heelmeefter,  wierd  ook  bedlegerig*  
 Den  vijfden  November,  na  lang  uitliel,  door*  
 dien  de Hollandfcbe  fchepen  aan  de  werf kwamen  
 liggen  om  peper  te  iaaden,  wierd  het  fehip  op  
 zijde  gehaald  en  dezelfde  dag  wierd  de  Heer  
 ivïonkhqüse,  een  verftandig  en  kundig  man»  
 het  eerfle  flagtoifer  van  dit  noodlottig  land,  een  
 verlies,  dat  grootlijks  verzwaard  wierd  door  on*  
 zen  toeftand.  De  Heer  so l  and er  was  maar  
 even  in  Haat  om  zijne  begravenis  bijtewoonen,  
 maar  de Heer  banks   was bedlegerig*  Onze  ver*  
 legenheid  was  nu  zeer  groot  en  het  vooruitzigt,  
 dat  wij  hadden,  teti  uiterften  moed  benoemendt  
 ons  gevaar  was  niet  van  dien  aarp,  dat-wij  het  
 door  onze  eigen  kragten  konden  te  boven  koo*  
 men; moed,  kunde  en  ijver  waren  alle even  vrugt*  
 loos,  en  de  dood  won  dagelijks op  ons,  daar wij  
 noch  tegenlland  bieden,  noch  vlugten  konden.  
 Wij  huurden  Maleitfche  bedienden  om  de  zieken  
 pptepasfen,  maar  zij  hadden  zoo  weinig  gevoel  
 van  plicht  of menschiievendheid,  dat  zij  niet  bin*  
 nen  het bereik  van  onze  Hemmen  konden  gehoü*  
 den  worden  en  de  lijder  was  dikwijls genoodzaakt  
 uit  het  bed  te  koomen  ,  om  hen  optezoekem  
 Op  den  negenden  verloeren  wij  onzen  armen  In* 
 diaam 
 dkanfehen  jongen  tayeto,  en  top ia  was ’er  
 zoo  over aangedaan,  dat  men  twijfelde  o f hij  den  
 Volgenden  dag zoude  haaien. 
 Öndertüsfchen  wierd  de  bodem  van  het  fehip  
 öagezien en  in  eenen  erger  (laat  bevonden  dan wij  
 gevreesd hadden;  de  valfche  kiel  was  geheel weg  
 tot  op  twintig  voeten  van  den  agterfteyeh;  de  
 groote  kiel  was  op  veele  plaatfen  aanmerklijk  be*  
 fchadigd,  een  groot  ftuk  van  de  dubbeling  was  
 afgereeten  en  yerfcheiden  planken  waren  zeer  be*  
 fchadigd;  twee  der zelve  en  de  helft  van  eene  der*  
 de,  onder  den  grooten  drukker  bij  de  kiel,  wa*  
 ren,  in  de lengte  van  zes  voeten,  zoo  afgefleten,  
 dat  zij  niet  boven  een  agtfte  van  een  duim  dik  waren  
 en  hier waren  de wormen  geheel  tot  in  de ribben  
 doorgedrongen;  en  in  deezen  ftaat  had  her  
 egter verfcheiden  honderden  mijlen  gezeild,  daaf  
 de  fcheepvaart  zoo  gevaarlijk  is als  in  enig  gedeel-  
 ie  van  de  waereld;  hoe  veel angst  ontgongen wij  
 niet  door  onkundig  te  zijn  dat  zoo  een  aanmerk*  
 lijk  gedeelte  van  den  bodem  van  het  fehip  dunner  
 was dan  de zool  van  een’  fchoen,  en  dat  ons  aller  
 leven  van  zulk eene  geringe  en brooze  befchutting  
 tusfehen  ons  en  den  onpeübaaren  oceaan  af hing!  
 Het  fcheen  egter  dat  wij  enkel  behouden  waren  
 om  hier  te  fteryen;  de  Heer  b a n k s   en  Doéïor  
 s o l a n d e r   waren  zoo  (legt,  dat  de  geneesmee-  
 fter verklaarde dat  zij  geene  kans  hadden  om  opte-  
 koomen  dan  met  zig  op  het  land  te  begeeven; 
 daar