
 
		ding,  fchoon  zeeker,  onderfleld  wierd  nog verre  
 verwijderd  te  wezen. 
 Onze  reizigers,  tor  ’$ morgens  geflaapen  hebbende  
 ,  zonder  eens  teontwaaken,  zagen  hoe  her  
 met  de  rivier  gefield  was,  en  bevindende dat  het  
 getij  gunflig  was  om  terugtekeeren,  en  dat  hef  
 land  niets  beloofde,  dat  eene  verdere  nafpeuring  
 verdiende,  fcheepten  zij  zig  weder  in  in  hunne  
 boot  en  voerden,  zoo  fbel zij  konden,  terug naar  
 bet  fchip. 
 Kort  na  de  aankomst  van deeze  floep  kwam  de  
 Huurman  insgelijks  terug  ;  bij  was  zeven  mijlen  
 verre  in  zee  geweest  en  hij  was nu van gedagten  
 dat  ’er  geen  door  kopmen was  daar hij  te yooren  
 gemeend  had  dat  een  doortocht  lag;  zijn  tocht  
 was evenwel niet zonder, vrugt geweest;  want wederom  
 op  de klip  geweest zijnde .daar hij  de groo-  
 te  kokJbaanen  gevonden  had,  vond  hij  een  groot  
 getal  fchildpadden,  van  welke  hij drie vong,  die  
 met  elkanderen  zeven  honderden  een  en negentig  
 ponden  woogen,  fchoon  hij  geen  beter werktuig  
 bij  zig  had dan een  bootshaak. 
 Ik zond  hem  derhalven  des anderen daags ’s morgens  
 weder  af met  goede werktuigen  om  die  dieren  
 te  vangen  en  de  Heer  ba nks   gong  mede,  
 maar  de  uitdag  beantwoordde  in  het  geheel  niet  
 aan  onze  verwagting,  want,  door  hef  on begrijp-  
 lijk  gedrag  van  den  officier  wierd  ’er  geen  eene  
 fchildpad  gevangen  en  ik  kon hem  niet  overhaalen 
 om 
 om  ’er weder naar  toe  te vaar en.  De Heers amks  
 gong egter  op  het  rif,  daar.hij  veele  van de groo-  
 te kokhaanen  zag en,  veele fchulpen en voortbrengr  
 zelen  van de zee verzameld hebbende,  kwam hij des  
 avonds  ten  e lf  uuren  terug  in  zijne  eigen  kleine  
 floep, terwijl de Huurman  met de  groote floep nog  
 aan  de  klip  gebleven  was.  In  den  agtermdddag  
 hadden  zig  zeven  of  agc  van  de  inboorlingen aan  
 de  zuid - zijde  van  de rivier vertoond en twee  hunner  
 kwamen  af  naar  de  zand-punt  regtover  het  
 fchip;  doch  toen zij mij met eene  floep  zagen  af-  
 öeeken  om  met  hun  te koomen fpreeken,  liepen  
 zij  alle  met  de grootfte  overhaasting weg. 
 Naardien  de  Huurman  den  gebeden  nacht met  
 de .floep  uit  bleef,  was  ik genoodzaakt,  den  volgenden  
 morgen  vroeg,  den tweeden  luitenant met  
 de  jol  om  hem  te  zenden;  kort daarop  verfchee-  
 nen  ’er'vier van  de  inboorlingen  op  de zand-punt,  
 aan  de  noord-zijde van de  rivier,  met eene kleine  
 houten  kano  met  uitleggers  bij  zig:  zij  fcheenen  
 enigen  tijd druk bezig  te zijn met visch  te harpoenen: 
   fommige van  ons  volk  wilden met eene floep  
 naar  hen  toe  vaaren;  doch  die  wilde  ik niet toe-  
 laaten,  naardien  eene  herhaalde  ondervinding  mij  
 overtuigd  had  dat  dit  eer  gefchikt was om hen  te  1 
 verdrijven  dan  om  met hun  in  gefprek te  koomen. 
 Ik  wilde  dan  beproeven  wat  door  een  tegenover-  
 gefleld  middel  konde  uitgewerkt  worden  en  liet  
 hen dus met vrede,  zond»  te  laaten  blijken  dat ik 
 de