
 
		die wij  gezien  hadden.  Van  deezen berg was geen  
 land  te  zien  tusfchen  het  Z.  W.  en  W.  Z.  W .,  
 zoo  dat ik  niet  twijfelde  of  ik zou  een  kanaal  tusfchen  
 beiden  vinden.  Het  land ten  noord-westen  
 beftond  uit  een  groot  getal  eilanden  van  verfchil-  
 lende  grootte  en  hoogte,  het  een  agter  het  ander  
 geplaatst,  zoo  verre  noordwaarts  en  westwaarts  
 als  ik  zien kon,  dat  niet minder  kon zijn dan derden  
 mijlen.  Naardien  ik  nu  op  het punt was  o n  
 de  oost-kust  van  Nieuw  Holland  te  verlasten,  
 welks  kusten  ik  had  langs  gevaaren  van  den  agt  
 en  dertigften  graad  breedte  tot  hier,  die  ik  ver-  
 zeekerd  ben  dat  geen  Europeaan  ooit  te  vooren  
 gezien  heeft,  heifte  ik  hier  wederom  de  Engel-  
 fche  vlag  op  en  fchoon  ik  reeds bezit genoomen  
 had  van  verfcheiden  bijzondere  gedeelten,  nam  
 ik nu  bezit  van  de  geheete  oost-kust van  den  agt  
 en  dertigften  graad  tot  hier  toe,  zijnde  op  de Zui-  
 der Breedte  van  io|°  in  naam van Zijne Majefteit  
 Koning  g b o r g e   III,  onder  den  naam  van  
 Nieuw  Zuid Wales,  met  alle  de  baaien,  rivieren, 
   havenen  en  eilanden,  die  ’er  op  liggen:  toen  
 deeden  wij  drie  eerefchooten  uit  klein  geweer,  
 die  door hetzelfde  getal  uit  het  fchip  beantwoord  
 wierden.  Deeze  plegfigheid  op  het  eiland  verligt  
 hebbende,  dat  wij  Bezitneeming  Eiland  
 noemden,  gongen  wij  wederom  in  onze  floep,  
 maar  eene  fnelle  eb ,  die  N.  O.  liep,  maakte onze  
 terugreis  naar  het  fchip  zeer  moeielijk en  lastig 
 »  Van  den  tijd  dat  wij  laatst  tusfchen  de  ban*  
 ken gekoomen  waren,  hadden  wij  altoos  een  ta*  
 meljjk  getij  gevonden;  de  vloed  liep  N.  W.  en  
 de  eb  Z.  O.  Op  deeze  plaats  is  het hoog water,  
 bij  nieuwe  en  volle maan,  omtrent  ten een  of ten  
 twee  uuren  en  het water  gaat omtrent  twaalf voeten  
 lijnregt  op  en  neder.  Wij  zagen  op  veele  
 plaatfen van  de  nabij  liggende  landen  en  eilanden  
 rook opgaan,  gelijk  wij  overal  op  de  kust  gezien  
 hadden,  na  dat  wij  laatst weder  door het  rif naar  
 dezelve  gekeerd  waren. 
 Wij  bleeven  den  geheelen  nacht  ten  anker  liggen  
 en  tusfchen  zeven  en  agt  uuren  in  den morgen  
 zagen  wij  drie of vier  van  de  inboorlingen  op  
 'het  ftrand  fchulp - visfchen  raapen.  ■  Wij  ontdekten, 
   door  middel  van  onze  verrekijkers,  dat  het  
 vrouwen  waren  en,  gelijk  alle  de  andere inwoo-  
 neren  van  dit  land,  moeder  naakt.  Bij  laag water, 
   dat omtrent  tien  uuren was,  gongen wij  onder  
 zeil  en ftevenden  Z.  W.  met een  ligt  koeltjen  
 uit  het  O .,  dat naderhand  naar  het N.  t.  O.  draaide: 
   onze  diepte  was  van  zes  tot  tien  vademen $  
 uitgezonderd  op  eene  enkele  plaats,  daar  wij  
 flechts  vijf vademen  hadden*  Op  den  middag lag  
 Bezitneeming  Eiland  vier  mijlen  N.  53  O.  van  
 ons  af;  het  westlijkst  eind van  het groot  land  dat  
 in  het  gezigt  was  lag  Z.  43  W.  tusfchen  vier  en  
 vijf mijlen  van  ons  en, fcheen  zeer  laag;!  de  zuidwest  
 punt  van  het  grootst  eiland  aan  de  noord-  
 O  2  West