de minfte acht op hen floeg: dit gelakte zoo wel,
dat eindelijk twee hunner met hunne kano tot binnen
eene musket-fchoot van het fchip kwamen,
daar zij lang met eene zeer luide ftem praateden:
wij verftonden niets van hetgeen zij zeiden en konden
daarom hunne redevoering Hechts beantwoorden
met Hebreeuwen en met alle tekenen van uitnodiging
en vriendlijkheid te doen, die wij verzinnen
konden. Geduurende deeze onderhande-
ling kwamen zij ongevoelig al nader en nader,
hunne lanfen gereed houdende, niet op eene dreigende
wijze, maar als wilden i zij te kennen gee-
'ven dat, zoo wij hun enig leed wilden doen, zij
wapenen hadden om zig daar over te wreeken.
Toen zij bijna tegens het fchip lagen, wierpen wij
hun enig doek, enige fpijkers, koraalen, papier
en andere beuzelingen toe, welke zij zonder het
minfte blijk van vergenoegen ontvingen: , eindelijk
fmeet een van het volk hun gevallig een vlschjen
toe; hierop vertoonden zij de grootfte blijdfehap
die men zig verbeelden kan, en, door tekenen te
Kennen geevende dat zij hunne makkers zouden
gaan haaien, roeiden zij terftond naar den wal. On-
dertusfehen landden enige van ons v o lk , onder
welke TUPiA was, aan de overzijde van de rivier:
de kano met alle vier de Indiaanen keerde
zeer fchielijk naar het fchip en kwam geheel tegens
het fchip leggen, zonder vrees of wantrouwen
te vertoonen. Wij dolden nog enige geichen
»
fchenken Onder hen uit en kort daarop verlieten
zij ons en landden aan dezelfde zijde van de rivier,
daar ons volk aan land gegaan Was: elk hunner
droeg twee lanfen in zijne hand en een’ ftok;
die gebruikt wordt om dezelve te werpen en naderde
de plaats; daar t b p i a en de overige van
ons volk zaten. T upia haalde hen ras ovef om
hünne wapenen neder te leggen en zonder dezelve
naar hem töe te koomen: toen deed hij tekeheii
dat zij bij hem neder zouden zitten, dat zij dee-
den, en zij feheenen zonder vrees of verlegenhéid
te zijn: tóen nog enige Van ons aan land gaande $
lieten zij enige bedugtheid blijken dat wij tüs-
fehen hen en hunne wapenen in zouden koómen;
wij droegen egter zorg hun te toonen dat dit oné
vóoriieemen niet was en; bij hen geköomeh zijnde
, deeden wij hun nog enige gefchenken, als
een Verder blijk van onze goede genegenheid
fot hen en ons verlangen om de hunne té Winnen;
Wij bleeven bij elkanderen met dé grootfte haftlijkheid
tot eetëns tijd en hun toen te verftaan gèe-
Vend.é dat Wij gingert eeten; nodigden wij héh doof
tekenén om met óns te gaan: dit Weigerden zij egter
en; zoo dra wij hen vèflietert, gongën zij weg
met hunne kano. Een deezer mannen was iets bóven
dén hiiddelbaarert ouderdom,’ éri de andère
drie Waren jong; zij waren; over het algeméén,
van eene gewoone geftalte, maar hunné lëdehmaa-
ten warén aanmerklijk klein; hun vel was van de
III. D eel; K ' k^euf