
 
		ftuuren,  dat  onmiddelijk  ondernoomen  wierd.  
 Het  was wel  onzeeker  of wij  haar  zouden  kunnen  
 bereiken ; maar  als  wij  zoo verre  konden  koomen,  
 twijfelden  wij  niet  of  wij  zouden  in Aaat  zijn  om  
 ’er  door  te  koomen;  hierin  wierden  wij  egter  te  
 leur  gefteld;  want,  toen  wij  ’er,  door de  veree-  
 nigde  hulp  van  onze  floepen  en  het koeltjen,  voor  
 gekoomen  waren,  bevonden  wij  dat  hetintusfchen  
 hoog  water  geworden  was  en  wij  ontmoeteden,  
 tot  onze  groote  verwondering  ,  de  .eb.,  die  ’er  
 als  een  Aroom  uit  kwam  fchieten.  Wij wonnen  
 egter  enig  voordeel  ,  fchoon  regtAreeks  te-  
 gens  onze  Verwagting;  wij  vonden  het  onmogelijk  
 door  de  opening  te  vaaren,  maar  de  Aroom,  
 die  ons  zulks  belettede,  zettede  ons omtrent  een  
 vierde  van  eene  Engelfche mijl  agter ui t;  hij was  
 te  fmal  om  ’er  langer  in  te  blijven;  egter  hielp  
 deeze  eb  de  floepen  zoo zeer,  dat wij  op  den middag  
 bijna  twee  Engelfche  mijlen  naar  buiten  gedreven  
 waren.  Wij  hadden  egter  reden  om  aan  
 onze verlosflng  te wanhoopen,  al ware  het dat het  
 windjen,  dat  nu was gaan leggen,  weder op kwa-  
 me,  want wij  waren  nog door  het rif omringd  en,  
 de  eb  af  zijnde,  dreef  de  vloed,  ondanks  onze  
 uiterfle  poogingen, het  fchip  in  de bogt.  Omtrent  
 deezen  tijd  kreegen  wij  egter  eene  andere  opening  
 ,  omtrent  eene  Engelfche  mijl  westwaarts,  
 in  het ge.zigt;  ik zond  onmiddelijk den  eerflen  luitenant, 
   den  Heer  hi c k s ,  met  de  kleine  floep 
 om 
 öm  dezelve  ópteneemen:  ondertusfchen  worAel-  
 den  wij  Aerk  met  den  vloed,  dan wat  winnende,  
 dan  wat verliezende;  maar elk  deedmog zijn  werk  
 met  zoo  veel  bedaardheid  en  orde  als  of ’er  geen  
 gevaar geweest ware.  Orfrtrent  twee  uuren kwam  
 de  Heer  h i c k s   terug  niet  bericht  dat  de opening  
 fmal  en  gevaarlijk  was, maar dat  het mógelijk was  
 ’er  door  te  koomen:  deeze mogelijkheid  was  ge-  
 noegzaame  aanmoediging om  het  te  waagen,  want  
 alle  gevaar  was  minder  groot  dan  dat  van  onzen  
 tegenswoordigen  toeAand.  Daar  kwam  nu  een ligt  
 koeltjen  op  uit  het  O;  N. O .,  met welk wij,  met  
 hulp  van  onze  floepen  eh  den  vloed,  die,  zoo  ’ér  
 geene  opening  geweest  ware,  ons  verderf zoude  
 veroorzaakt  hebben  ,  dezelve  in  voeren  en  wij  
 wierden  ’er  met  eene  vetfbaazende  fnelheid  door  
 gefléept,  door  een  Aroom ,  die  ons  verhinderde  
 regens  eéne  der  zijden  van  het  kanaal  te  drijvén,  
 dat  niet  meer  dan  èen  vierde  van  eene  Engelfche  
 mijl  breed  was.  Terwijl wij  deezen  afgrond over-  
 fnelden  ,  peilden  wij  van  dertig  tot  zeven  vademen, 
   zeer  onregelmaatig,  met een’ zeer  onzuive-  
 ren  grond. 
 Zoo  dra wij  binnen  het  rif waren,  ankerden wij  
 op  negentien  vademen  in-  eenen  grond van  koraal  
 en fchulpen.  En  nu,  zoodanig  is  de  wisfelvallig-  
 heid  van  hét  leven,  achteden  wij  óns  gelukkig  
 van  weder  eene  plaats  bereikt  te  hebben,  welke  
 wij,  flechts  twee  dagen  té  vooren,  zoo  vuurig  ge*  
 N'  s  ,  wen$ché