floep draagen, waaruit wij beflooten dat de vrede ge-»
vestigd en de handel tusfchen ons aan den gang was,
Na dat de floep omtrent anderhalf uur aan wal
geweest was, deed zij fein dat zij kundfchap had
dat’er eene baai aan lij was, daar wij ten anker zouden
kunnen koomen; wij {levenden ’er terftond naar
toe en de floep, die ons agter op volgde, kwam weldra
aan boord, De luitenant zeide ons dat hij enige
van de voornaamfte van het volk gezien had, die in
fijn linnen gekleed waren en gouden kettingen om
hunne halzen hadden; hij zeide dat hij geen handel
had kunnen drijven, omdat de eigenaar van de
iokosnooten aldaar niet was, maar dat ’er omtrent
twee dozijnen naar de floep gezonden waren
als een gefchenk en dat men daarvoor enig linnen
ontvangen had. Het volk trek, oip hem de on-
derrigting tegeeven, die hij nodig had, eene kaart
op het zand, op welke zij eene ruuwe afbeelding
van eene haven aan lij en eene ftad, aan dezelve
liggende, trokken: zij gaven hem ook te verdaan
dat ’er fchaapen, varkens, hoenderen en vrugten
in grooten overvloed te krijgen waren. Enige
hunner fpraken dikwerf het woord Portugeezen
uit en zeiden iets van Larntuca op het eiland
Ende: uit deeze omftandigheid gisten wij dat ’er
ergens op het eiland Portugeezen waren en een
Portugees, die in onze floep was, tragtede met de
Indiaanen in die taal te fpreeken, maar vond wek
dat zij flechts een wqord of tw§© van dezelve
bij gewoonte wisten: toen zij ons volk te verdaan
gaven dat ’er eene dad was bij de haven, naar
welke zij ons gewezen hadden, beduidde een hunner
egter dat wi j , als een teken dat wij te regt
waren, iets zien zouden dat hij te kennen gaf
door het kruisfen van zijne vingeren en de Portugees
begreep terdond dat hij een kruis meende.
Juist zoo als ons volk afdak, kwam de ruiter in.
Europeaanfche klederen aan; maar de officier zijne
commisfie niet bij zig hebbende, vond besc
eene zaamenfpraak te vermijden.
Des avonds ten zeven uuren kwamen wij ten
anker in' de baai, naar welke wij gewezen waren,
omtrent eene Engelfche mijl van land in agt en
dertig vademen water, met eenen zuiveren zand
grond. De noord-punt van de baai lag derdehalve
Engelfche mijl N. 30 O. van ons en de
zuid-punt of het west eind van het eiland lag Z.
63 W. Zoo als wij de noord-punt om, en de
baai inkwamen, ontdekten wij een groot Indiaansch
dorp of ftad, waarop wij aanhielden, terwijl wij
een wimpel aan den fokke-fteng opheiste: kort
daarop wierd ’er, tot onze groote verwondering,
eene Nederlandfche vlag in de ftad opgeheisten daar
wierden drie kanon - fchooten gedaan: wij zeilden
egter voort tot wij grond peilden en kwamen toen
ten anker.
Zoodra het ’s morgens licht was , zagen wij
dezelfde vlag op ftrand, regt over het fchip, opge-
T 4 heist: