
 
		ligteden  wij  het  anker  en  zeilden  O.  Z.  O.  den  
 geheelen  nacht.  ,  Ten  tien  uuren  ’s morgens  ankerden  
 wij  weder om  na  het  zee-windjen  te wag-  .  
 ten;  op  den  middag  kwam  het  uit  het N.  N.  O,  
 op  en wij  zeilden  ’er  mede  naar dé  reede  van  B a tavia•, 
   daar  wij  ten  vier  uuren  in  den  namiddag  
 ten  anker  kwamen. 
 Wij  vonden  hier  de Harcourt,  een  Engelfchen  
 Oost-Indisch  vaarder,  twee  Engelfche  bijzondere  
 koopvaardij  fchepen  van dat  land,  dertien  groo-  
 te  Hollandfche  fchepen  en  een  zeer  groot  getal  
 kleine  vaartuigen.  Daar kwam  terftond  eene  floep  
 bij  ons  aan  boord  van  een  fchip,  dateenen bree-  
 den wimpel  liet  waaien  en  de  officier,  die  ’er  het  
 bevel  op  voerde,  gevraagd  hebbende  wie wij  wa*  
 ren  en  van  waar  wij  kwamen,  keerde  terftond  terug  
 met het  antwoord,  dat  wij  goed  vonden  hem  
 te  geeven:  hij  en  zijn  volk  waren  zoo  bleek  als  
 dooden,  een  droevig  voorteken  van  ons  lijden  in  
 een  zoo  ongezond land;  maar  ons  volk,  dat,  be-  
 halven  t u p i a ,  ’er  alle  als  roozen  en  dik  en  vet  
 uit  zag,  fcheenem  te  denken  dat  zij  zoodanig  gehard  
 waren  door  verfchillende  luchtflreeken,  dat  
 niets  hen  konde  deeren.  Ik  zond  ondertusfchen  
 eenen luitenant aan  wal om den Gouverneur van onze  
 aankomst  te  verwittigen  en  om  eene  verfchoo-  
 ning  te  maaken  dat  wij  het  kasteel  niet «begroet  
 hadden;  want  ik  kon  Hechts  met  drie  Hukken  
 fchieten,  uitgezonderd  de  draaibasfen,  welke  ik 
 dagt 
 dagt  dat  niet zouden  gehoord worden,  en dus  dagt  
 mij  dat  het  beter  was zulks  te  laaten.  Zoo dra de  
 floep was  afgezonden,  gaf  mij  de timmerman  een  
 bericht over  van  de  gebreken  van  het  fchip,  waarvan  
 het volgende  een  affchrift  is. 
 ,,  Het  fchip  zeer  lek,  krijgende  van  twaalf tot  
 „   zes  duiiben  water  in  een  uur  in,  veroorzaakt  
 „   doordien  de  groote  kiel  op  veele  plaatfen  ge-  
 „   fchonden  is  en  de naaden  aan  den boeg zeer open  
 „   zijn:  de  valfche  kiel  weg  van  vooren  tot  het  
 ,,  midden  van  ’t  fchip  en  misfchien  verder,  alzoö  
 „   ik  geene  gelegenheid  had  het  te  zien  door het  
 „   water,  toen  het  fchip  op  den  wal  lag  om  hef-  
 „   field  te  worden:  aan  bakboord  onder  den  druk-  
 „   ker  gefchonden,  daar  ik  denk  dat  het grootfte  
 ,,  lek  is,  maar  ik  kon  ’er  niet  bij  koomen  door  
 ,,  het  water;  eene  pomp  aan  bakboord  onbruik-  
 „   baar,  de  andere  verrot  tot  opanderhalven duim  
 „   van  den  mond.  Anders  masten,  raas,  floepen  
 „   en  de  romp  in  vrij  goeden  ftaat.  ” 
 Alzoo  wij  eenpaarig van  gedagten  waren dat  het  
 fchip  niet  veilig  naar  Europa  konde  vaaren  zonder  
 dat  het  van  onderen  wierd  nagezien,  befloot  
 ik  verlof te  verzoeken  om  het  hier te  krengen,  en  
 alzoo  ik  verftond  dat  het nodig  was  dit  verzoek in  
 gefchrift  te  doen,,  maakte  ik  een  verzoekfchrifc  
 open,   des  anderen  daags  ’s morgens,  het  in  het  
 Hollandsch  hebbende  laaten  overzetten,  voeren  
 wij  alle  naar land. 
 2  3  Wjj