Na dat wij enigen tijd aandachtig naar hen geké*
ken hadden , zonder ons aan hun losbranden en
gefchreeuw te flooren, fchootén wij enige fnap-
haan- fchooten over hunne hoofden: toen zij de
kogels door de boomen hoorden ratelen, gongen
zij op hun gemak heen en wij keerden naar het
fchip. De wapenen, die zij naar ons geworpen
hadden , beziende , bevonden wij dat het ligte
werp - fchichten waren, omtrent vier voeten lang,
zeer liegt gemaakt van een riet of bamboes, en
met hard hout gepunt, waaraan veele weêrhaaken
waren. Zij wierden met groote kragt geworpen;
want, fchoon wij op vijftien roeden afftand waren,
vloogen zij over ons, maar op welke wijze
kon-
", alleen kon fprulten uit de verfchijning van rook, wel-
„ ken men natuurlijk denkt dat van vuur voortkoomt;
,, want het is waarfchijnlijk dat, als ’er eensklaps vuur
„ en rook uit een eng werktuig wierd voörtgedreven,
,, ’er ook een flag zoude gehoord geworden zijn;
fchoon fiet ook zoude kunnen wezen dat z ij, die inr
„ de floep van de Endiavour waren , niet nabij genoeg
,, geweest waren om dien te hoören, daar is egter veef
„ reden om te gelooven dat hetgeen Kapitein cook op
», die kust zag hetzelfde was dat hier in gebruik is,
„ daar wij hef van veel digter bij zagen » alzoo het
„ enigen van ons volk in hunne oogen geblaazen wierd”.'
HoNTEB 11 ijlorical Journal of the Transaüïons at Port
Jackfon and Norfolk Islani.
TfikTAALSR»
konden wij niet te deeg zien : misfchien wierden
zij met eenen boog gefchooten; maar wij zagen
geene boogen onder hen, toen wij hen uit dé
floep bekeëken en wij waren over het algemeen
van gedagten dat zij met eenen ftok geworpen
wierden, op de wijze als bij de Nieuw Hollanders
in gebruik is.
Deëze plaats ligt op de Zuider Breedte van 6a
15 en omtrent vijf en zegtig mijlen ten N. O.
van St. Augustinus Haven of fValfche Kaap en
is digt bij hetgeen in de kaarten C. de la Coltd
de St: Bonaventura genoemd wordt. Het land
is hier, gelijk op allé andere deelen van de kust,
zeer laag, maar bedekt met houtgewas en kruiden
, zoo weelderig dat men het Mauwlijks begrijpen
kan. Wij zagen den kokosnootenboom,
den broodboom , den plataanenboom, alle in eenen
allervol maakften Haat bloeiende', fchoon de
kokosnooten groen waren en het de tijd van de
broodvrugt niet was , béhalven de meeste boomen
, heesters en planten , welke op de Zuidr
Zee - -E}landen, 'Nieuw - Zeeland en Nieuw -Holland
gemeen zijn.
Zoo'dra wij weder aan boord waren, heisten
wij de floep binnen boord en zeilden westwaarts,
niet voorneemens zijnde meer tijd op deeze kust
te verfpillen, tot groote blijdfchap van yerre dé
meeste van het fcheepsvolk. Maar het fpijt mij
te moeten zeggen dat ik fterken aanzoek kreeg van
S 3 enk