ftuurden ’er terftond naar toe dn waren ten tien
uuren nabij hetzelve aan de noord-zijde, daar wij
huizen, kokosnootenboomen, en, tot onze aan-
genaame verwondering, talrijke kudden fchaapen
zagen. Deeze was eene verzoeking die niet te
wederttaan was in den toeftand, waarin wij waren,
vooral daar verfcheiden van ons zig in een’ flegten
Haat van gezondheid bevonden en veele nog morden
dat ik Timor niet had aangedaan: men kwam
dan weldra tot het befluit van eenen handel te beproeven
met volk, dat zoo wel in daat fcheen in
onze menigvuldige behoeften te voorzien en in
eens de ziekte en de ontevredenheid, die bij ons
ontdaan was, te geneezen. De pinas wierd uitgezet
en de Heer g o r e , de tweede luitenant 7
afgezonden om te zien of ’er eene goede plaats
ware om te landen ; hij nam enige beuzelingen
mede, als gefchenken voor de inboorlingen, zoo
’er zig enige vertoonen mogten. Terwijl hij weg
was, zagen wij van het fchip twee mannen tepaerd,
die tot hun vermaak op de heuvelen fcheenen te
rijden en dikwijls dil hielden om naar het fchip te
kijken. Hierdoor wisten wij dat ’er op die plaats
eene Europeaanfche volkplanting moest zijn en
wij hoopten dat de menigvuldige onaangenaame
omdandigheden , die altoos den eerden aanleg, van
koophandel met Wilden verzeilen, nu vermijd zouden
kunnen worden. Ondertusfchen landde de
Heer gore in eenen kleinen zandt gen inham bij
enienige
huizen en wierd ontmoet door agt of tien
van de inboorlingen , die, zoo wel in kleeding
als in perfoon, zeer veel naar Maleiers geleeken:
zij hadden geene wapenen dan de mesfen, welke
het hunne gewoonte is in hunne gordels te draagen
en een hunner had een ezel bij zig: zij nodigden
hem beleefdlijk aan land te koomen en fprakenmet
hem door tekenen, maar zij konden zeer weinig
van elkanderens meening begrijpen. Hij kwam
binnen korten tijd met dit verflag terug en voegde
’er, tot onzen grooten fpijt, bij, dat ’er geene gelegenheid
voor het fchip was om te ankeren. Ik
zond hem egter nog eens met geld en waaren,
om, zoo het mogelijk ware, enige ververfchin-
gen te koopen , ten minden voor de zieken en
Doctor sol a n d e r gong met hem in de floep
Ik hield ondertusfchen af en aan met het fchip,
dat nu omtrent eene Engelfche mijl van den wal
was. Eer de floep landen kon, zagen wij twee
andere ruiters , van welke een volkoomen op de
wijze der Europeaanen gekleed was , hebbende
eenen blaauwen rok en wit kamifool aan en eenen
met goud geboorden hoed op: die volk floeg, toen
de floep aan wal kwam, weinig acht op haar, maar
drentelde rond en fcheen met groote nieuwsgierigheid
naar het fchip te kijken. Wij zagen egter
nog andere ruiters en een groot getal menfehen
te voet rondom ons volk verzamelen en, tot ons
groot genoegen , verfcheiden kokosnooten in de
T 3 fleep