Den zes en twintigden op den middag, op io°
47' Zuider Breetde en op 2490 52'Wester Lengte
zijnde, vonden wij de afwijking van de kompasnaald
30 i o' W. en de plaats daar wïj waren vijf
en twintig Engelfche mijlen ten noorden van het
log , waarvan ik geene reden weet te geeven,
Den zeven en twintigden, op den middag, wa»
onze Breedte bij waarneming io° 5 1 'Z . dat met
het log overeenkomdig was ; en onze Lengt©
was 252° 1 1/ W. Wij Huurden den geheelen
dag van den agt en twingtigften N. W. om hef
land van Java in het gezigt te krijgen en op
den negen en twintigden, op den middag, waren’
w i j , volgens waaraeeming , op 90 3 1 ' Zuidef
Breedte en op 254Q 10' Wester Lengte ; den
dertigden, in den morgen* nam ik het log-boek
en de journaalen, ten minden alle die ik vinden
kon, van de officieren , onder - officieren en ma*
troozen onder mijne bewaaring en beval hun het
geheim omtrent de plaatfen daar zij geweest waren.
Ten zeven uuren ’s avonds, op de Breedte van
de punt van Java zijnde en nog geen land ziende
, maakte ik daaruit op dat wij te verre naar hef
westen waren: ik loefde dan O. N. O. o p , hebbende
te vooren N. t. O. geduurd. In den nacht
hadden wij donder en weêrlicht en omtrent ten
twaalf uuren zagen wij, bij het licht van de blik-
zem-draaien, het land in het oosten. Toen wendde
de ik en duurde Z, W. tot vier uuren in den morgen
van den eerden Oétober, en ten zes uuren
was de punt van Java of het west-einde van
Java Z. O. t. O. vijf mijlen van ons: kort daarop
zagen wij Pfinfèn Eiland, O. | Z. van ons en
ten tien uuren het eiland C f acatoa in het N. O*
Cracatoa is een eiland, dat eene aanmerklijke
hooge piek heeft en op den middag lag het N,
40 O. op den afdand van zeven mijlen.
Ik moet nü aanmerken dat ik , geduprendè
onze koers van Savu, twintig minuuten daags voor
den westlijken droom rekende, welke ik befloot
dat nu derk moest loopen, bijzonderlijk omtrent
de kust van Java en ik bevond dat deeze rekening
juist overeenkomdig was met de uitwerking
van den droom op het fchip.
; Den tweeden, ten vier uuren ’s morgens, duurv
den wij digt onder den wal van de kust van Java
op vijftien vademen; toen hielden wij het langs
de kust en vroeg in den voormiddag zond ik d©
floep naarden wal , om te beproeven of zij enige
vrugten voor t u p i a konde krijgen, die zeer
“Ziek was, en wat gras voor. de buffels, die nog
jn het leven waren, Binnen .een uur of twee
kwam zij terug met vier kokosnooten en eene
kleine bos plataanen, die voor eene fchelling ge-
kogt waren en wat gras voor het vee, dat de
Indiaanen ons 'niet alleen gaven, maar dat zij ons
volk hielpen, fnijden. Het land zag ’er uit als