
kleine ftukjens van vreemde lighaamen bevatten,
bijzonderlijk kies, die voor de kragt van het vuur
bezweken zijn, fchoon dezelve niet groot genoeg
was om het voorkoomen van den fteen, die dezelve
bevatte, te veranderen.
Het eiland vertoonde z ig , zoo als wij het van
de wind-zijde naderden, als eene ruuwe hoop
rotfen, door fteilten van eene verbaazende hoogte
begrensd en bellaande uit eene foort van (leen,
die half fijn gewreven kon worden, welke geen
het minfte blijk van groeijing liet zien, ook belooft
hij niet meer bij een naauwkeuriger onderzoek:
langs de kust zeilende kwamen wij zoo nabij
de hooge rotfen, dat zi} over., het fchip fchee-
iien te hellen en de vreeslijke uitwerking, welke
de val van dezelve zoude hebben, deed ons bijna
daar voor vreezen: eindelijk kwamen wij voor
eene valei, Chappel-valei genaamd, die naar
eene groote loopgraaf gelijkt, en in deeze valei
ontdekten wij de ftad» De grond is dun met groen
bedekt, maar de zijden zijn zoo kaal als de klippen,
die aan zee liggen. Zoodanig is het eerfte
voorkoomen van het eiland in deszelfs tegens-
woordigen bebouwden ftaat en men moet eerst de
eerfte heuvelen over zijn, eer de valeien groen
zijn, of het land enige andere blijken van vrugt-
baarheid vertoont.
De ftad ligt aan zee en verre de njeefte huizen
zijn
zijn flegt gebouwd; de kerk, die oorfpronglijk
een liegt gebouw was, is vervallen, en het markt-
huis is omtrent in denzelfden ftaat.
De blanke inwooners zijn alle Engelfchen,
die, alzoo de Oost - Indifche Maatfchappij, welke
het eiland toebehoort, hun niet vergunt enigen
koophandel voor hunne eigen rekening te drijven,
enkel beftaan van het leveren van verver-
fchingen aan de fchepen, die de plaats aandoen,
welke zij egter niet maaken te hebben gelijk zij
wel zouden kunnen naar de vrugtbaarheid van den
grond, en de getemperdheid van de luchtftreek,
die hen in ftaat zouden ftellen alle de vrugten en
groenten van Europa en Indie te teelen. Dit eiland,
zoo klein als het is, geniet indedaad de
verfchillende voordeelen van verfchillende lucht-
ftreeken, want de kool-boomen, die op de hoog-
fte heuvelen groeijen , kunnen geenzints op de
naast volgende hoogten geteeld worden, daar het
rood-hout en het gom-hout beiden tieren, welke
weder niet groeijen willen op de bovenfte
hoogten en geene van deeze boomen zijn in de valeien
te vinden, die, in het algemeen met Euro-
pifche planten en de gemeenfte uit Indie bedekt
zijn.
Daar zijn hier enige weinige paerden, maar zij
worden enkel onder den man gebruikt, zoo dat al
het werk door flaaven verrigt wordt; ook zijn zij
niet voorzien van enig van de verfchillende. werk-
Hh 3 toi