onder de nieuw aangebragte goederen de zoodanige moest uitkiezen,
welke den keizer behagen konden. Die gesnedene was een der
magtigste mannen in het rijk en beheerder der keizerlijke schat-
kamer. De twist ontstond over eene bezending elpenbeen en eenige
andere waren, welke de koopman tegen den hem aangeboden prijs
niet afstaan wilde. Eindelijk nam de gesnedene wat hem aan-
stond, zonder zieh aan de bezwaren van den Arabier te stören.
Deze nogtans begaf zieh in het geheim van Khan-foe naar Khom-
dan *), werwaarts hij twee maanden onderweg was. Wie nu aan
de koord eener schel trekt, die boven het hoofd des keizers
hangt, wordt naar eene tien dagreizen vervvijderde verbanningsplaats
gebragt. Daar moet hij twee maanden in de gevangenis blijven.
Na afloop van dien tijd laat de stadhouder hem voor zieh körnen
en zegt: „Wanneer uwe klagt niet gegrond is, wordt uw
bloed vergüten; want de keizer heeft voor u en lieden van uw be-
roep vizieren en stadhouders aangesteld, bij wie gij regt en ge-
regtigheid hadt kunnen aanvragen. Weet derhalve, dat niets u
van den dood redden kan, ingeval uwe bezwaren het niet regt-
vaardigen, dat gij u regtstreeks tot den keizer wendt. Zie dus
daarvan af en ga weder aan uwe bezigheden.” Indien in zulk ge-
val een man zijne klagt weder intrekt, krijgt hij vijftig stokslagen
en wordt teruggezonden naar het land, vanwaar hij gekomen is;
volhardt hij er nogtans bij, dan brengt men hem voor den keizer.
Zoo gebeurde het ook met den koopman uit Khorassan; hij wilde
zijne klagt niet intrekken. Dus werd hij naar de hoofdstad gebragt.
De tolk vroeg hem, wat hij wilde. De koopman verhaalde,
hoe de twist outstaan was en hoe de gesnedene hem zijne
goederen had afgenomen. Te Khan-foe was over deze aangele-
genheid veel gesproken geworden.
„De keizer liet den man uit Khorassan in de gevangenis
terugbrengen en hem daar te eten en te drinken geven. Tegelijk
moest de vizier aan de ambtenaren te Khan-foe schrijven en hen
aansporen, om in deze zaak de zuivere waarheid uit te vinden.
Diezelfde Orders zond hij ook aan den meester regts, den meester
links en den meester in het midden; want deze drie zijn nevens
den vizier bevelhebbers der troepen; ook vertrouwt de keizer hun
de bewaking van zijn persoon toe, en als de vorst ten strijde
*) Khomdan is het tegen woordige Si-gnan-foe, hoofdstad van de pro-
vincie Ho-nan; Khan-foe is eene zeehaven in de provincie Tsche-kiang.
trekt of bij andere soortgelijke gelegenheden, neemt ieder bij hem
de plaats in , die door zijnen naam wordt aangeduid. Deze drie
ambtenaren schreven alzoo aan hunne onderhoorigen. Alle inge-
komen berigten strekten om de waarheid van het verhaal van den
man uit Khorassan te bekrachtigen. Nu liet de keizer den gesnedene
voor zieh ontbieden; hij ontnam hem al zijne have, ont-
trok hem ook het bestuur over de schatkamer en sprak: „Gij verdiendet
den dood; gij hebt mij aan de berisping van een man
blootgesteld, die uit Khorassan, van de grenzen van mijn rijk,
kwam, in het land der Arabieren en vandaar naar Indie ging,
eindelijk mijne staten bezocht, en dat alles in de hoop van der
van mij uitgaande weldaden deelachtig te worden. Gij wildet dus,.
dat deze man op de terugreis zeggen zou: Ik ben in China het
slagtoffer der ongeregtigheid geworden; men heeft mij mijn goed
ontroofd! — Maar gij hebt mij vroeger goede diensten bewezen,
en daarom wil ik uw bloed niet vergieten; doch wijl gij het belang
der levenden niet behartigd hebt, zult gij voortaan hoeder
der dooden zijn.” En zoo werd de gesnedene op bevel van den
keizer bewaker der keizerlijke grafsteden, die hij voortaan in goe-
den staat moest houden.
„Voor de bewonderenswaardige orde, die eertijds in het rijk
heerschte (— in de negende eeuw was er revolutie —) pleiten de
wijze, waarop de regterlijke vonnissen geveld werden, de achting,
waarin de wetten stonden, en het gewigt, dat de regering er bij
het justitiewezen aan hechtte, dat tot regters slechts zulke mannen
benoemd werden, die toereikende kundigheden, opregten ijver,
onverzettelijke liefde tot de waarheid en den vasten wil bezaten,
om zonder alle aanzien des persoons regt te spreken. Zoo vaak
er een kadi der k ad i’s (hoogste regter) moest benoemd worden,
zond de regering den daartoe uitverkoren man vooraf naar
al de steden, die wegens hare groote belangrijkheid als de zuilen
des rijks werden beschouwd. Hij bleef in elke stad een of twee
maanden en hield zieh ijverig met de daar heerschende toestanden
bezig; hij leerde de wenschen en behoeften der inwoners en de
verschillende landsgebruiken kennen. Zijne inlichtingen won hij
bij personen in, op welker opgaven hij veilig staat kon maken.
Naderhand werd hij in de hoofdstad nader met de werkzaamheden
van zijn post bekend. — Elken dag vroeg een uitroeper voor de
deur van den opperkadi: „Heeft iemand ook eenig bezwaar in te
brengen, het zij bij den keizer, wiens aangezigt aan het oog zijner