de ervaring is aan de lmnd gegeven, en bereiken daarmede ten
volle hun doel. Hunne bergwerkers weten stellig niet te verklären,
hoe bet komt, dat eene bereiding uit hout en hars het gas
in de mijnen niet doet ontvlammen, en tock nadert bunne metho-
de het beginsel, dat bij de veiligheidslamp van Davy tot grond-
slag dient.
Zoo hebben dan de Chinezen enkel längs den weg der ervaring o o . o
vele gewigtige resultaten erlangd; doch hunne kundigheden zijn nog
zonder innerlijken zamenbang, verbrokkeld en verstrooid, en
het is derhalve niet enkel hoogst moeijelijk voor hen, vorderingen
te maken, maar ook zieh op het reeds bereikte standpunt te hand-
haven. Werkelijk heeft zieh dan ook reeds sinds lange jaren
een zigtbaar verval doen bespeuren, en zij zelven komen er
voor u it, dat zij heden ten dage zeer veel dingen geheel niet
meer maken kunnen, die voor hunne voorvaders weinig of geen
bezwaar opleverden. In hun onderwijsstelsel wordt van de natuur-
kundige wetenschappen volstrekt niet gerept. Yele overgeerfde
kundigheden en kunstgrepen zijn in het bezit van eenvoudige
handwerkslieden, en vandaar dat in 5t eind ook allerlei gewigtige
kennis verloren gaat. Bij een levendiger verkeer met de Europeers
en bij wetenschappelijke studie zou dat niet het geval kunnen zijn.
In Sse-tschoeen heeft het Christendom meer veld gewonnen
dan in eenig ander deel van China, daar het er wel bij de hon-
derdduizend meest ijverige en getrouwe belijders te lt, welk cijfer
nog jaarlijks toeneemt. Deze günstige uitkomst is voornamelijk
daaraan toe te schrijven, dat het zendelingswerk in die provincie
nooit geheel gestaakt is; want zelfs tijdens de stormen der fransche
revolutie trof men er nog altijd althans enkele geloofsboden aan.
De provincie is aan het genootschap voor buitenlandsche missien
toegedeeld, dat er thans de vruchten van zijn volhardenden ijver
plukt. In het overige China, met uitzondering van de provincie
Kiang-nan, behooren de Christenen meest tot de arme, laagste
klassen; in Sse-tschoeen vindt men hen daarentegen wel niet onder
den hoogsten, maar toch onder den middelstand, die voor scholen,
kapellen en dergelijke iets bijdragen kan. Maar juist de welvaart
van sommige gemeenten heeft in enkele opzigten hare nadeelige
zijde; want de mandarijnen laten wel de armen in rust, bij wie
toch geld noch goed te halen is; maar betoonen strenge waakzaam-
heid, waar zij denken, iets te kunnen wegslepen. Welvarende
Christengemeenten verwerven intusschen ook een zekeren invloed,
en kunnen bij eendragtig zamenwerken den trawanten ontzag in-
boezemen en de mandarijnen tot verschooning dwingen; want in
China behoeft men slechts eene ontzag wekkende houding aan
te nemen, om ontzien en gevreesd te zijn. Op onze reis door
Sse-tschoeen bemerkten wij duidelijk, dat de Christenen er grooter
vrijheid genoten dan elders; zij kwamen stout voor den dag en
bekenden openlijk, dat ze Christenen waren. Eens zagen wij eene
aanzienlijke menigte in zondagskleederen; zij volgden in processie
eene christelijke banier, om in een naburig dorp aan de viering
van een feest deel te nemen. Meester Ting maakte ons daarop
opmerkzaam. Eene vervolging der, Christenen zou met groote
zwarigheden gepaard gaan, wanneer zij allen zoo krachtig en
eendragtig waren als die in Sse-tschoeen.