ons moeite. om hem de zaak op te helderen, en bewezen hem,
dat beide namen wel zeker uit het chineesch afstammen; doch dat
wij ze in Europa op onze wijze uitspreken, even als de Chinezen
uit Frangais: Foe-lang-sai hebben gemaakt.
Het is namelijk wel zeker, dat de namen „Schina” en „Schi-
nezen *)” uit China zelf afkomstig zijn. De Chinezen hebben steeds
hun rijk naar den naam der regerende dynastie genoemd; gelijk
b. v. in de hooge oudheid als Thang, Toe en Eia. Sedert den
keizer uit den vorstenstam Han kwam deze benaming in gebruik,
en de Chinezen heetten van hem af „menschen van Han;” in de
noordelijke provincien is deze uitdrukking nog niet in onbruik
geraakt. De dynastie der Thang verwierf door hare veroveringen
nog meer roem, en verscheiden eeuwen lang noemde men de Chinezen
dus Thang-jin. De Mandschoe-dynastie heeft den titel van
thsing (rein, zuiver, onbevlekt) aangenomen; sedert heeten de
Chinezen Thsing-jin, terwijl zij zieh onder de dynastie der Ming
Ming-jin noemden. Het is juist zoo, alsof de Eranschen zieh naar
de regerende familien Carolingen, Capetingen enz. genoemd hadden.
De benaming „China” is in Oostazie zeer algemeen in gebruik;
wij hebben haar van de Maleijers, die het land „ Tschina”
noemen. Deze kenden China althans reeds in de derde eeuw voor
Christus, toen de beroemde keizer Thsin-sche-koeang het zuidelijke
China benevens Tonkin onderwierp en veroverend tot naar Co-
chinchina opdrong. Met deze landen stonden de bewoners der
maleische eilanden in onmiddellijk verkeer, en zij kwamen nu ook
met de Chinezen in aanraking, die toenmaals Thsin heetten (naar
de keizerlijke dynastie), en noemden het land Tschina, wijl zij
geen geaspireerd ts hebben. Later kwamen de Portugezen. Zij
hadden maleische matrozen en loodsen aan boord en gaven aan
het land natuurlijk den naam, dien zij van deze hoorden. Zoo is
die naar Europa gekomen. De eerste betrekkingen tusschen Indie
en China vallen insgelijks in den tijd der Thsindynastie, en de
Hindoes zeggen Tschina om dezelfde reden als de Maleijers, wijl
ook het devanagari en de daarvan afgeleide alphabets het geaspi-
reerde ts missen en dat door een tsch vervangen. Yan uit Indie
kregen de Arabieren het woord Thsin en wijzigden dat als Sin,
*) De meeste europesche talen schrijven en spreken ten onregte
„China” en „Chinezen” met een ch; men moest „Sehina” of „Tschina”
schrijven en zeggen.
Sina naar hun alphabet. Waarschijnlijk is de uitdrukking Sinae,
Sinenses daaruit voortgekomen. De Arabieren en Portugezen namen
dus de maleische en sanskrietbenaming Tschina voor het „zuidelijke”
China aan; want het noordelijke deel werd door de naburige
volken anders genoemd. Onder de Handynastie, d. i. in de twee
eeuwen voor en na onze tijdrekening, hadden de Chinezen Mid-
denazie tot aan den Oxus en Jaxartes veroverd en er militaire co-
lonien gevestigd; hunne handelaren doorkruisten deze uitgestrekte
landstreken, om chinesche waren tegen andere in te ruilen, die
uit Perzie en het romeinsche rijk kwamen. Zij haalden voorname-
lijk zijde en zijdenstoffen, die in het westen zoo zeer gezöcht
waren. Volgens de Grieken beteekent het woord ser den „zijde-
worm” en de bewoners van Serica, het land, waaruit de zijde
kwam. Daaruit blijkt, dat zij den naam van Seres van de hoog-
geschatte waar ontvingen, welke de volken der westelijk gelegen
landen van hen haalden. In het armenisch heet de zijdeworm
schiram, wat met het grieksche ser overeenkomst heeft, en men mag
wel aannemen, dat beide benamingen aan volken ontleend werden,
die verder oostelijk woonden. Zulks laat zieh uit het mongoolsch
en het mandschoe bewijzen, en het blijkt, dat de benaming, welke
de zijde in de oudheid, even als in den nieuweren tijd draagt,
uit het oostelijke Azie afstamt. Zijde heet bij de Mongolen sirke,
bij de Mandschoes sirghe. Deze volken wonen ten noorden en
noordoosten van China, en het is geenszins waarschijnlijk, dat zij
die benamingen van oostelijk wonende volken hebben overgenomen.
Het chinesche woord voor zijde is see; hier is overeenkomst met
sirk, sirghe, ser; en men zal deze analogie nog sterker vinden,
als men weet, dat de Chinezen de letter R niet hebben. Het
woord, dat in het koreaansch zijde beteekent, is volmaakt hetzelfde
als het grieksche ser. Het volk dus, dat zijde vervaardigde en
naar het westen verzond, heeft zijn naam van deze zijde ontvan-
gen. De Seres der Grieken en Romeinen zijn blijkbaar Chinezen,
welker gebied een tijdlang tot aan den Oxus reikte.
De Chinezen zelven hebben voor hun land verschallende benamingen.
De oudste en nog algemeen gebruikelijke is Tschaoeng-
koeo, d. i. „rijk van het midden.” Yolgens de chinesche geschied-
schrijvers dagteekent deze benaming uit den tijd van Tsching-wang,
den tweeden keizer van de Tscheoedynastie. Hij regeerde in het-
laatst der twaalfde eeuw voor onze tijdrekening. Toenmaals was
China in verschillencte vorstendommen verdeeld, en elk derzelve
12*