eene bevriende familie toevertrouwen, opdat zij door die worde
groot gebragt. Wanneer gij haar echter, gelijk tot hiertoe ge-
schied is, verlaat, dan zult gij volgens de wetten gestraft worden
; want gij zijt onnatuurlijk en ontaard en verdient geene toe-
gevendheid, ingeval gij uwe kinderen vermoordt. Laat derhalve
het verfoeijelijk misbruik om uwe kinderen te dooden voortaan va-
ren; dat kwaad moet ophouden , anders berokkent gij u ongeluk
en straf. Iedereen zij gehoorzaam aan dit ons edict!”
Wij zouden nog meer soortgelijke edicten kunnen aanvoeren. Er
blijkt onbetwistbaar uit, dat de kindermoord veel voorkomt, maar
ook tevens, dat noch regering noch openbare meening deze gru-
welijke misdaad goedkeurt. Ook bewijzen de vondelingshuizen,
dat de overheid zieh aan het lot der verlaten kleine schepsels
laat gelegen zijn. Trouwens, dergelijke inrigtingen helpen niet
veel en kunnen het kwaad niet keeren , wijl de mandarijnen en
bestuurders dier gestiebten meer op hun eigen voordeel zien, dan
zieh om de welvaart der kleinen bekommeren.
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De onbebouwde landstreken in de provincie Kiang-si. De wijnazijn-
polyp. — Aankomst te Nan-tschang-foe. — Het pdeis der weten-
schappelijke bewerkingen. —■ Avondmaaltijd in tegenwoordigheixl
van het publiek. — Bezoek van den burgemeester. — Een mon-
goolsch mandarijn. — Zijne geographische kennis. — Werkzaam-
heden der protestantsche methodisten in China. — De Chinezen
als sterrekundigen. — Voorkomen der hoofdstad van Kiang-si.
Dorselein en porselevnfabrieken. —* Chinesche antiguai en. —- Oor-
sprong van den porseleingod. — De vischteelt. Nleuw reisplan.
Van het meer Poe-yan tot Nan-tschang-foe, de hoofdstad der
provincie Kiang-si, reisden wij drie dagen lang door eene zeer dorre
landstreek. Zij geleek wel eene woestenij. Slechts na wijde
tusschenruimten vonden wij nu en dan eenige ellendige leemen
hutten en armoedig bebouwd veld. Al het overige was steppe,
waarop het schaarsche gras door de zon verbrand was. In de arm-
zalige herbergen vond de reiziger slechts ingezette groenten en
een weinig rijst; niet eens thee was te krijgen. Ons deed deze
chinesche woestenij aan het land der Mongolen denken. Overi-
gens was het ons niet onaangenaam, eens voor eene poos uit den
eeuwigen maalstroom der chinesche civilisatie te körnen; na al
het gewoel en rumoer der groote steden was de stilte der een-
zaamheid ons zelfs welkom en lief.
Voordat wij te Nan-tschang-foe kwamen, hielden wij gedu-
rende het heete van den dag bij een wachthuis stil en werden
door een mandarijn met den witten kogel zeer vriendelijk opge-
nomen; hij had vijftien man Soldaten onder zijn bevel. Hij zette
ons thee voor, rijstewijn, geroosterde pistacien, geconfijte gem-
ber en kleine uijen, in pekel ingezet. Al deze versnaperingen