den „langzamen dood” of de „messenstraf,” waarbij de veroordeelde
aan een kruis van manshoogte wordt gebonden, dat vast in den
grond wordt gebeid. Alsdan tast de scherpregter op goed geluk
af in een overdekten korf, waarin messen liggen; bij haalt daar een
uit en snijdt er bet deel mede af, dat op bet mes staat aange-
teekend. De familie van den misdadiger geeft den scberpregter
dikwijls geld, opdat bij wat spoedig naar een mes grijpe, dat ter-
stond doodelijke wonden toebrengt of voor den steek door bet
hart bestemd is.
De cbinescbe wet is, gelijk men ziet, streng en gruwzaam,
maar bevat tocb ook bepalingen, die alle opmerking en beharti-
ging verdienen. Haar beginsel van aanneming van verzachtende
omstandigheden onder anderen rust op meer zedelijke grondsla-
gen, dan b. v. dat in de fransche wetgeving. Bij deze laatste nemen
de gezworenen verzachtende omstandigheden aan, zonder dat hun
vergund i s , daarvan rekenscbap te geven. In China daarentegen doet
de wet uitdrukkelijk bepaalde omstandigheden gelden, die eene
volledige vrijspraak of eene verzachting van straf ten gevolge
moeten hebben. — In zekere bijzondere gevallen, b. v. bij eene of
andere hoogst gewigtige gebeurtenis, verleent de keizer eene al-
gemeene gratie, eene vrijwillige, eenvoudige schuldvergiffenis, die
nogtans niet van toepassing is op die zieh aan hoogverraad of
andere bepaaldelijk aangeduide misdaad hebben schuldig gemaakt.
De bijzondere genade des keizers kan elken misdadiger zonder on-
derscheid ten deel vallen. Uit gunst voor zijne verwanten wordt
soms de straf verzacht van een schuldige, die zijn leven verbeurd
heeft. Deze mag alsdan echter geen kinderen boven de zies-
tien jaren hebben; zijne ouders moeten zeventig jaren oud en
zwak of ziekelijk zijn; eindelijk moet zijne misdaad van dien
aard zijn dat zij eene strafverzachting niet belet. Soortgelijke
gevallen worden aan den keizer voorgedragen, die er alsdan
over beslist. Is de schuldige soms tot verbanning veroor-
deeld, dan moet hij in zulk een geval honderd bamboesslagen
ontvangen en eene geldboete betalen. Ook hooge ouderdom en
ligehaamszwakte geven eenigermate aanspraak op eene leniging van
straf, waartoe men nogtans den keizer alle omstandigheden schrif-
telijk uiteenzetten moet. Strafverzachting volgt ook, als de schuldigen
ten tijde der uitspraak van hun vonnis een zekeren ouderdom
bereikt hebben of ziekelijk of gebrekkig zijn; het is daarbij
onverschillig, wanneer de misdaad zelve gepleegd werd. Den
schuldige, die zieh, zonder dat zijne misdaad anders is ontdekt geworden,
bij de overheid aangeeft, zal vergiffenis geschonken worden
; hij moet echter de door hem aangebragte schade vergoeden.
Bekentenis verzacht de straf en kan onder omstandigheden geheele
straffeloosheid ten gevolge hebben; alleen moeten ook in zoodanig
geval de benadeelden altijd ten volle schadeloos worden gesteld.
Een bij verstek veroordeelde, die zieh aanbiedt en bewerkt,
dat een medepligtige, wiens misdrijf even zwaar is als het zijne,
in verzekerde bewaring wordt gebragt, wordt vrijgesteld van straf.
In enkele gevallen laat de chinesche wet, even als de fransche,
legale verontschuldigingen toe. Het is verboden, zonder toestem-
ming bij nacht een bewoond huis binnen te gaan. Een huis-
bezitter, iemand doodende, die op onbehoorlijken tijd met ge-
weld bij hem indringt, wordt niet gestraft; men ziet in zulk eene
daad eene uitgebreide toepassing van ’t beginsel van geoorloofde
zelfverdediging. Datzelfde is het geval, als een man zijne over-
spelige vrouw en den echtbreker ombrengt.
Bijzondere voorschriften bepalen, hoe de misdadigers in de
gevangenis moeten behandeld worden, en op wat wijze zij hun-
ne straf hebben te ondergaan. Een ambtenaar, die niet de
door de wet voorgeschreven strengheid laat heerschen, krijgt stok-
slagen in evenredigheid van zijn verzuim. Het gebeurt dikwijls, dat
de mandarijnen, om zelven geen gevaar van het bamboes te loopen,
zieh aan wreedheden schuldig maken, die ons ongeloofelijk zouden
voorkomen, waren wij er niet ooggetuigen van geweest. Eens ont-
moetten wij op een weg, die naar Peking leidt, verscheiden wagens
vol menschen, die vreeselijk kermden en jammerden. Tot bedek-
king was hun een officier met een troep Soldaten toegevoegd. Wij
weken op zijde en het liep ons koud over de leden, toen wij zagen
, dat de ongelukkigen met de eene hand aan de planken van den
wagen vastgespijkerd waren. Een trawant, dien wij ondervroegen,
zeide ons zeer koelbloedig: „Wij hebben ginder in het dorp een
dievennest uitgehaald. Er waren te veel en wij hadden geen boei-
jen genoeg; om hun de vlugt te beletten hebben wij hen met de
handen vastgespijkerd.” — „Maar kunnen er dan niet ook wel on-
schuldigen onder zijn?” — »Wie kan dat weten, daar zij nog niet
gevonnisd zijn? Wij brengen hen voor den regter en zorgen, dat geen
ontsnapt. Naderhand zal men de schuldigen wel van de onschuldigen
scheiden.” Deze man scheen die handelwijze zeer natuurlijk te vin-
den en er niet weinig mee ingenomen te zijn, dat men zulke goede
n. 9